ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5892

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-757.364.99
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Verheij
  • B. Böcker
  • C. Schaffels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake terbeschikkingstelling en schadevergoeding in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 23 mei 2000 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in voorlopige hechtenis was gesteld. De verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem. De officier van justitie, mr. Den Os, heeft gevorderd dat de verdachte van alle rechtsvervolging wordt ontslagen en heeft tevens terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op 9 mei 2000 en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 14.046,78 in behandeling genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft begaan zoals in de dagvaarding vermeld, maar heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is vanwege zijn geestesgesteldheid. Dit is gebaseerd op rapportages van deskundigen, waaronder psycholoog J.K. Kruyt en psychiater J.H. van Renesse, die hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis en een manisch-depressieve stoornis. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd, met bevel tot verpleging van overheidswege, en heeft de vordering van de benadeelde partij voor de kosten van lijkbezorging toegewezen tot een bedrag van € 13.029,70. De overige vorderingen van de benadeelde partij zijn afgewezen, omdat deze niet door de wet zijn erkend. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de terbeschikkingstelling gelast, waarbij de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen in het geding zijn.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
VERKORT VONNIS
parketnummer 09-757.364.99
's-Gravenhage, 23 mei 2000
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem,
in verzekering gesteld op 20 november 1999,
in voorlopige hechtenis gesteld op 23 november 1999.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 mei 2000.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Hop, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Den Os heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts heeft de officier van justitie de terbeschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege gevorderd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ¦ 14.046,78 en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de
vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen
P.M.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft inzake de persoonlijkheid van verdachte gelet op de rapportage d.d. 6 maart 2000 betreffende verdachte die is uitgebracht door J.K. Kruyt, psycholoog, en J.H. van Renesse, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht. In dit rapport wordt onder meer het volgende naar voren gebracht (zakelijk weergegeven):
- Betrokkene heeft ten gevolge van affectieve en pedagogische (verwennings)verwaarlozing een ernstige persoonlijkheidsstoornis verkregen met zowel narcistische en antisociale trekken als vermijdende en afhankelijke trekken. Daarenboven en verweven met deze persoonlijkheidsstoornis heeft zich na het dertigste jaar een, in de familie voorkomende en vermoedelijk in aanleg gegeven, manisch-depressieve stoornis gemanifesteerd. Enkele dagen voor het telastgelegde werd onder andere door de huisarts geconstateerd dat betrokkene in een manische psychose verkeerde. Er is een duidelijke uitdrukkingsrelatie tussen de stoornis en het telastgelegde. Op grond hiervan achten wij betrokkene ontoerekeningsvatbaar. Gezien het cyclische verloop van de psychotische stoornis en de daarmee verweven persoonlijkheidsstoornis van betrokkene achten wij gevaar voor recidive, indien betrokkene onbehandeld zou blijven, aanwezig. Wij achten een langdurige intensieve orthopedagogische behandeling alsook psychotherapeutische en psychiatrische begeleiding noodzakelijk. Wij adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen inzake de geestesgesteldheid van verdachte over en maakt die tot de hare. De rechtbank is van oordeel dat het telastgelegde verdachte niet kan worden toegerekend. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ook volgt de rechtbank de deskundigen in het advies om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, zulks met bevel tot verpleging van overheidswege. Verdachte heeft zeer ernstige misdrijven begaan, waarop een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld, terwijl de geestesgesteldheid van verdachte van dien aard is dat de kans op herhaling van een soortgelijk delict reëel aanwezig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist, alsook de verpleging van overheidswege.
De vordering van de benadeelde partij
De heer [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich als executeur-testamentair van de nalatenschap van (wijlen) mevrouw [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 35.8790,87.
De heer [benadeelde partij 1] heeft aan zowel de rechtbank, de officier van justitie als de raadsman de akte van erfrecht betreffende [slachtoffer] ter inzage gegeven; de raadsman heeft over deze akte geen opmerkingen gemaakt.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering is en overweegt daartoe dat de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling geen maatregel is als bedoeld in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 23 juni 1998 (NJ 1998, 860) waarbij de Hoge Raad heeft bepaald dat onder de term maatregel als bedoeld in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ook de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging tot overheidswege valt, ook in een situatie waarin een begaan strafbaar feit niet aan de dader kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de kosten van lijkbezorging, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering voor dat deel, eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken -haar grondslag vindt in de bij dagvaarding aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft de kosten van lijkbezorging en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal
¦ 13.029,70,= (overeenkomstig de specificatie, weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage C), met beslissing omtrent de proceskosten als in het dictum vermeld.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, reeds omdat de wetgever de benadeelde partij ten aanzien van deze schade geen (civiel) vorderingsrecht heeft toegekend.
De toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 37a, 37b, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DOODSLAG, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], [adres], in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], toe tot een bedrag van ¦ 13.029,70 en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende [woonplaats], [adres], een bedrag van ¦ 13.029,70,=;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verheij, voorzitter,
Böcker en Schaffels, rechters,
in tegenwoordigheid van Joppe, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2000.