2. Eiseres heeft gesteld dat zij in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf met als doel verblijf bij haar Nederlandse echtgenoot.
Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat zij op 14 mei 1996 in Pakistan is gehuwd met de heer C. Door eiseres is vervolgens een mvv aangevraagd
met als doel vestiging in Nederland bij haar Nederlandse echtgenoot.
Hiertoe heeft eisers de Nederlandse autoriteiten voorzien van haar geboorteakte en de huwelijksakte. Op grond van deze bescheiden hebben de Nederlandse autoriteiten te Islamabad (Pakistan) op 13 juni 1996 besloten tot afgifte van de
gevraagde machtiging. In de bestreden beschikking is gesteld dat eiseres door een kennelijke misslag, namelijk zonder dat eiseres een gelegaliseerde en geverifieerde huwelijksakte had overgelegd, in bezit is gesteld van een mvv. In
dit verband wijst eiseres op de omstandigheid dat het voor haar niet kenbaar was dat door de Nederlandse autoriteiten in Islamabad een fout werd gemaakt. Eiseres is de mening toegedaan dat door afgifte van de mvv het gerechtvaardigd
vertrouwen is gewekt dat aan haar een verblijfsvergunning zou worden verleend. Het lag immers op de weg van de Nederlandse autoriteiten om alvorens tot afgifte van een mvv over te gaan de door eiseres in het geding gebrachte
bescheiden te controleren. Uit afgifte van de mvv is bij eiseres de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat zij voldeed aan alle voorwaarden voor de in Nederland aan te vragen vergunning tot verblijf.
Naar het oordeel van eiseres is het onbehoorlijk om deze door de Staat
zelf opgewekte verwachting niet te honoreren, te meer omdat de fout voor eiseres niet kenbaar was en door de Staat ook niet werd aangegeven op welke wijze de fout tot stand is gekomen.
Eiseres is, nadat zij in het bezit was gesteld van een mvv, naar Nederland gereisd en heeft een vergunning tot verblijf aangevraagd. Aan eiseres is op 27 maart 1997 een hersteltermijn verleend tot 17 april 1997 om alsnog een
gelegaliseerde en geverifieerde huwelijksakte te kunnen overleggen. Eveneens is aan eiseres een retourvisum verstrekt op 6 mei 1997 geldig tot 6 juni 1997 ten einde het vereiste document in persoon te kunnen ophalen.
Gelet op het grote tijdsverloop tussen de verlening van de mvv en het tijdstip waarop eiseres ervan op de hoogte is gesteld dat de bescheiden niet volledig waren en een hersteltermijn kreeg om dit alsnog in orde te maken, mocht zij
vertrouwen op de juistheid en de rechtsgeldigheid van haar mvv. Door de afgifte van de mvv en het lange stilzitten van verweerder zonder een eventuele fout te herstellen, heeft verweerder eiseres feitelijk in staat gesteld legaal
met haar echtgenoot een gezinsleven op te bouwen dan wel uit te oefenen. De bestreden beschikking maakt hierop een ongerechtvaardigde inbreuk en is als schending van art 8 EVRM te kwalificeren.
In beroep heeft eiseres zich beroepen op het bepaalde in hoofdstuk A4/5.3. van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 1994, waarin een limitatieve opsomming is te vinden van gevallen waarin - bij wijze van uitzondering - aan de houder van
een geldige mvv een vergunning tot verblijf kan worden geweigerd. Eiseres is van mening dat géén van die gevallen thans aan de orde is.