ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6037
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Paridon
- M. van der Zwan
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1972 met de Marokkaanse nationaliteit, die op 14 april 2000 in bewaring is gesteld op basis van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel. De openbare behandeling vond plaats op 25 april 2000, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Vermaat. De Staatssecretaris van Justitie werd vertegenwoordigd door ambtenaar C.A.E. Wijnker.
De rechtbank moest beoordelen of de vrijheidsontneming rechtmatig was, met name of het binnentreden in de woning van de vreemdeling zonder zijn toestemming rechtmatig was. De verbalisanten hadden op basis van een anonieme tip de woning betreden, waarbij zij toestemming hadden gekregen van de bewoners van de eerste en tweede verdieping. De vreemdeling stelde echter dat hij geen toestemming had gegeven voor het binnentreden in zijn zolderkamer, die hij als zijn woning beschouwde.
De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling wel degelijk als bewoner van de zolderkamer moest worden aangemerkt, ondanks het feit dat hij geen huur betaalde. De rechtbank concludeerde dat het binnentreden in de zolderkamer onrechtmatig was, omdat de toestemming van de vreemdeling zelf vereist was. Dit leidde tot de conclusie dat de daaropvolgende staandehouding en de maatregel van bewaring eveneens onrechtmatig waren.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en hevelde de bewaring op. Tevens werd de vreemdeling een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring, die in totaal f 2.850,- bedroeg. Daarnaast werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op f 1.420,-. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.