ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6365
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P. Smit
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en privacy in vreemdelingenrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 21 januari 2000 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van eiser, een (gestelde) Zuid-Afrikaanse vreemdeling. Eiser was op 6 januari 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, waarna hij op 10 januari 2000 beroep heeft ingesteld tegen deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet beschikt over een geldige verblijfsvergunning en dat zijn identiteit en nationaliteit niet zijn vastgesteld. Tijdens de behandeling van de zaak is door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, aangevoerd dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks eerdere periodes van bewaring zonder daadwerkelijke uitzetting.
Een belangrijk punt in deze zaak was het gebruik van informatie verkregen door het uitluisteren van de voice-mail van eiser, wat door de rechtbank als onrechtmatig werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor deze inmenging in de privacy van eiser, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeerde dat het gebruik van deze informatie ontoelaatbaar was en dat er op basis van de overige feiten en omstandigheden geen zicht op uitzetting meer bestond.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, hevelde de bewaring op en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van privacyrechten in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van vreemdelingenbewaring. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de schadevergoeding.