ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6486
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf voor Iraakse eiser met politieke vervolging
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man, om toelating als vluchteling en om verlening van een vergunning tot verblijf. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 17 juli 1997, maar zijn verzoek werd op 20 oktober 1997 afgewezen door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, op grond van kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat op 1 april 1998 ongegrond werd verklaard, maar wel werd hem een vergunning tot verblijf zonder beperkingen verleend, geldig vanaf 17 juli 1997. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn vluchtelingenstatus, waarbij hij zijn vrees voor vervolging in Irak heeft onderbouwd met persoonlijke ervaringen van arrestaties en mishandelingen door de Iraakse autoriteiten, alsook de politieke achtergrond van zijn familie.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 oktober 1999, waar eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser en de samenhang tussen zijn vrees voor vervolging en de politieke situatie in Irak. De rechtbank oordeelt dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op vervolging en dat de afwijzing van zijn aanvraag onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en bepaalt dat er een nieuw besluit moet worden genomen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van eiser in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op f 1.420,--.