ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6549
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- A.H. van Delden
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van eiser aan Spanje en de risico's van schending van mensenrechten
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, afkomstig uit Spanje, dat de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie) hem niet uitlevert aan Spanje. Eiser heeft in Nederland asiel aangevraagd, maar zijn verzoek is afgewezen. De rechtbank Haarlem heeft eerder de uitlevering aan Spanje toelaatbaar verklaard, maar eiser vreest dat hij na uitlevering zal worden gefolterd. De minister heeft op 19 mei 2000 de uitlevering toegestaan, zonder voldoende garanties van Spanje te vragen over de behandeling van eiser na uitlevering. Eiser stelt dat de minister onrechtmatig heeft gehandeld door het uitleveringsverzoek in te willigen, gezien de risico's op schending van zijn mensenrechten, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het VN Anti-Folteringsverdrag.
De rechtbank heeft de feiten en het verhandelde ter zitting van 5 juli 2000 in overweging genomen. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn eerdere ervaringen van foltering en de rapporten van mensenrechtenorganisaties. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat eiser na uitlevering aan Spanje het reële risico loopt van een behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM. De rechtbank wijst erop dat het vertrouwensbeginsel in beginsel geldt, maar dat er uitzonderingen zijn wanneer er gegronde vrees bestaat voor schending van mensenrechten.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. De president van de rechtbank wijst alle vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 19 juli 2000 door mr. A.H. van Delden.