ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6553
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- W.C.E. Winfield
- F.C. Meulemans
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van Iraakse vreemdeling
In deze zaak verzocht een Iraakse vreemdeling, aangeduid als verzoeker, de president van de Rechtbank 's-Gravenhage om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een besluit van de Staatssecretaris van Justitie, waarin de aanvraag van verzoeker om toelating als vluchteling op grond van artikel 15c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) werd afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Verweerder had tevens besloten verzoeker geen vergunning tot verblijf te verlenen, en dit besluit werd op 16 september 1999 aan verzoeker bekendgemaakt. Verzoeker diende op 13 oktober 1999 een bezwaarschrift in tegen dit besluit.
De president behandelde het verzoek om een voorlopige voorziening op 7 juni 2000, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F.L.J. van Vloten. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.C. Kuit. De president moest beoordelen of de uitzetting van verzoeker verboden moest worden totdat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. De president overwoog dat, gelet op de IND-Werkinstructie 188, er geen gedwongen verwijderingen naar Irak plaatsvonden en dat verzoeker er belang bij had om de beslissing op bezwaar in Nederland af te wachten.
De president oordeelde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat verweerder groot belang hechtte aan de spoedige verwijdering van verzoeker. Daarom werd besloten dat de uitzetting van verzoeker verboden werd zolang er nog niet op het bezwaarschrift was beslist. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op f 1.420,--, en werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door verzoeker gestorte griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 21 juni 2000 door de president, mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van griffier mr. F.C. Meulemans.