ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6567
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Y.A.A.G. de Vries
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Surinaamse vreemdeling zonder geldige machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak verzocht de Surinaamse vreemdeling A om een voorlopige voorziening tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn aanvraag voor een vergunning tot verblijf buiten behandeling te stellen. De vreemdeling had op 26 november 1999 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 17 januari 2000 afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De vreemdeling diende op 2 februari 2000 bezwaar in tegen deze beslissing en vroeg de rechtbank om de uitzetting te schorsen totdat op zijn bezwaar was beslist.
De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet voldeed aan de vereisten voor een mvv en dat de beslissing om zijn aanvraag buiten behandeling te stellen rechtmatig was. De president van de rechtbank overwoog dat de vreemdeling op 18 oktober 1999 Nederland was binnengekomen met een toeristenvisum en dat hij op 22 december 1999 met een Nederlandse partner was getrouwd. De vreemdeling had aangevoerd dat hij op grond van de hardheidsclausule vrijgesteld diende te worden van het mvv-vereiste, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het bezwaar van de vreemdeling een redelijke kans van slagen had.
De president oordeelde dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste en dat de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag geen strijd opleverde met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het bezwaar ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 25 mei 2000 door mr. Y.A.A.G. de Vries, fungerend president, in aanwezigheid van mr. Y.M.J. Lemmens, griffier.