Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 12 juli 2000 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
- Sanofi brengt het geneesmiddel met de merknaam Plavix op de markt. Plavix (stofnaam: clopidogrel) is op 15 juli 1998 geregistreerd voor de reductie van ernstige atherosclerotische complicaties, zoals hartinfarct, beroerte en sterfte ten gevolge van vaatlijden bij patiënten die al bekend zijn met atherosclerose (aderverkalking). Plavix is een zogenaamde bloedplaatjes-aggregatieremmer en richt zich op de zogenaamde "secundaire preventie", de beperking van het risico op verdere gevolgen van aderverkalking.
- In Nederland geldt met betrekking tot geneesmiddelen ten behoeve van ziekenfondsverzekerden het zogenaamde geneesmiddelen-vergoedingensysteem (GVS), zoals opgenomen in het Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekeringen en de Regeling farmaceutische hulp 1996 (hierna: "de Regeling 1996"). De uitvoering van het GVS ligt bij de Minister van VWS (hierna: "de Minister"). In het GVS worden groepen (clusters) geneesmiddelen die onderling vervangbaar zijn geplaatst op Bijlage 1A, geneesmiddelen die niet onderling vervangbaar zijn worden geplaatst op Bijlage 1B en geneesmiddelen die slechts worden vergoed voor zover is voldaan aan een aantal voorwaarden worden geplaatst op Bijlage 2 van de Regeling 1996.
- Sanofi heeft op 29 juli 1998 bij de Minister een aanvraag ingediend voor plaatsing op Bijlage 1B van de Regeling 1996. De Commissie Vergoedingslimieten Geneesmiddelen van de Ziekenfondsraad (thans: Commissie Farmaceutische Hulp van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ)) heeft op 4 september 1998 de Minister geadviseerd Plavix niet te plaatsen op Bijlage 1B daar "voor de aandoeningen waarvoor de clopidogrel is geïndiceerd reeds geneesmiddelen (o.a. ASA) beschikbaar zijn." ASA staat voor acetylsalicylzuur en wordt onder de naam "aspirine" op de markt gebracht. De Minister heeft bij brief van 18 september 1998 aan Sanofi meegedeeld dat zij dit advies heeft overgenomen.
- Bij besluit van 15 februari 1999 (Stb. 109) is op 1 juli 1999 art. 9 lid 2 onder d in het Verstrekkingenbesluit opgenomen. Hierin is bepaald dat geneesmiddelen waarvoor geen vergoedingslimiet als bedoeld in art. 11a kan worden vastgesteld, niet in het GVS worden opgenomen tenzij de Minister in verband met de therapeutische waarde en de doelmatigheid van het geneesmiddel van oordeel is dat het belang van de volksgezondheid vergt dat verzekerden toegang tot dat middel hebben. Volgens de nota van toelichting bij het besluit wordt de therapeutische waarde beoordeeld aan de hand van een aantal criteria, zoals werkzaamheid, bijwerkingen, toepasbaarheid en gebruikersgemak en is een geneesmiddel doelmatig "indien het effectief is en de verhouding tussen de therapeutische waarde en de kosten gunstig is ten opzichte van andere behandelingsmogelijkheden".
- Het CVZ is, vooruitlopend op de wijziging van het GVS, op verzoek van de Minister overgegaan tot een beoordeling van de geneesmiddelen (de zogenaamde wachtkamergeneesmiddelen) die voor 1 juli 1999 niet konden worden opgenomen in het GVS. Op 16 december 1999 heeft het CVZ een rapport aan de Minister gestuurd over de herbeoordeling van Plavix, met daarbij gevoegd een farmacotherapeutisch rapport. In het rapport wordt verwezen naar het zogenaamde CAPRIE-onderzoek. In dit onder 19.185 patiënten uitgevoerde onderzoek wordt clopidogrel vergeleken met acetylsalicylzuur.
In het rapport is de volgende conclusie opgenomen:
"Clopidogrel heeft waarschijnlijk een meerwaarde voor een beperkte groep patiënten met bewezen overgevoeligheid voor ASA. In alle andere gevallen blijft ASA eerste keus bij de secundaire preventie van hart- en vaatziekten. Het College wijst op het kostenbeslag dat opname van clopidogrel met zich meebrengt, indien geen voorwaarden worden gesteld aan het gebruik. Daarom wordt voorgesteld voorwaarden aan de vergoeding te stellen door clopidogrel op bijlage 2 van de Regeling farmaceutische hulp 1996 te plaatsen, zodat het gebruik kan worden beperkt tot patiënten met bewezen overgevoeligheid voor ASA."
- Bij brief van 12 april 2000 heeft de Minister aan Sanofi bericht dat zij het advies van het CVZ inzake Plavix niet zal overnemen. Dienaangaande bevat de brief de volgende passage:
"Ik heb geconstateerd dat een klinische studie waarin de toepasbaarheid van Plavix wordt aangetoond bij de patiënten die volgens het CVZ aanspraak zouden moeten hebben op Plavix echter ontbreekt. Gezien de beperkte gegevens over de toepasbaarheid van Plavix bij deze patiënten, in relatie tot de hoge meerkosten die gepaard gaan met opname van Plavix in het pakket, heb ik dan ook besloten Plavix vooralsnog ook voor de bovenstaande groep patiënten niet op te nemen in het pakket. Indien er nieuwe gegevens beschikbaar komen over de toepasbaarheid van Plavix bij patiënten die niet behandeld kunnen worden met acetylsalicylzuur, ben ik bereid - wanneer de gegevens hiertoe aanleiding geven - deze beslissing te heroverwegen."
- De Minister is, ondanks sommaties daartoe, niet bereid gebleken haar standpunt inzake Plavix te herzien.