ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6673
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.P. Smit
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake visum voor familiebezoek door Pakistaanse verzoekster
In deze zaak verzoekt de Pakistaanse verzoekster, geboren in 1968, om een voorlopige voorziening voor de afgifte van een visum voor familiebezoek aan haar echtgenoot in Nederland. Op 4 februari 2000 heeft haar referent, B, namens haar en hun twee minderjarige kinderen, C en D, een visumaanvraag ingediend voor een kort verblijf van negentig dagen. De aanvragen zijn op 18 april 2000 door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij en haar kinderen als ware zij in het bezit van een visum behandeld worden tot er op het bezwaar is beslist.
De president van de rechtbank heeft op 16 juni 2000 de zaak behandeld. Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat zij al geruime tijd gescheiden leeft van haar echtgenoot en dit een negatieve invloed heeft op haar gezondheid. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. T.H.T.W. Zee, betwist echter dat er sprake is van een spoedeisend belang en stelt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat het bezoek aan haar echtgenoot niet langer kan worden uitgesteld.
De president overweegt dat de aangevoerde belangen en persoonlijke omstandigheden niet van zodanige aard zijn dat er een spoedeisend belang kan worden aangenomen. De president wijst het verzoek af, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet is verstreken en er geen evident onjuist besluit is vastgesteld. De president concludeert dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, en dat er geen proceskosten aan de andere partij kunnen worden opgelegd.