ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6812
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.S. Korteweg-Wiers
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming van vreemdeling en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1968 en van Gambiaanse nationaliteit, die op 28 maart 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland is geweigerd. De vreemdeling heeft op diezelfde datum een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke op 1 april 2000 door de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), is afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Tevens is de vrijheidsontnemende maatregel op basis van artikel 7a van de Vreemdelingenwet (Vw) toegepast. De vreemdeling heeft gedurende deze periode in een beveiligde ruimte verbleven zonder dat hij beroep heeft ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel.
De rechtbank heeft op 19 mei 2000 uitspraak gedaan. De vreemdeling heeft ter zitting een verzoek tot schadevergoeding ingediend, omdat hij van mening was dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel nooit formeel was opgeheven, ondanks een foutieve mededeling van de IND. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, omdat de kennisgeving van de IND niet tijdig was ontvangen, wat een schending van de rechtsbescherming van de vreemdeling betekende.
De rechtbank heeft de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven met terugwerkende kracht tot 19 mei 2000 en heeft de vreemdeling een schadevergoeding van f 150,00 per dag toegekend voor de periode van 4 mei 2000 tot 19 mei 2000, wat resulteert in een totaal van f 2.400,00. Daarnaast is de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld tot betaling van de proceskosten van f 710,00 aan de griffier. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.J.S. Korteweg-Wiers, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.