ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6813
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning tot verblijf op basis van gewetensbezwaren van een Turkse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om aan eiser, een Turkse vreemdeling, een vergunning tot verblijf te verlenen. Eiser, geboren in 1976, heeft geen gehoor gegeven aan de oproep om zich te melden voor militaire dienst in Turkije. Hij stelt dat hij als Koerd een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat de enkele inzet tegen eigen volk of familie niet voldoende is voor erkenning als vluchteling. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelt dat zijn gewetensbezwaren voortkomen uit zijn Koerdische identiteit, niet overtuigend geacht. Eiser heeft geen activiteiten ondernomen die zijn betrokkenheid bij de Koerdische gemeenschap aantonen en kan geen relevante informatie over zijn achtergrond verstrekken. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij sterke banden heeft met de Koerdische bevolkingsgroep die zijn gewetensbezwaren onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie.