ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6894
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H. Ollermann
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen uitblijven beslissing op asielaanvraag
In deze zaak heeft de verzoeker, A, verblijvende te B, een bezwaarschrift ingediend tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op zijn asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.A. Collet, stelde dat de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door mr. M.J. van den Bosch, na 48 procesuren in het Aanmeldcentrum (AC) een beslissing had moeten nemen of de aanvraag had moeten doorverwijzen naar een Onderzoeks- en opvangcentrum voor asielzoekers (OC). Het bezwaarschrift werd ingediend op 16 mei 2000, na de kennisgeving van het voornemen tot afwijzing van de aanvraag.
De president van de rechtbank, mr. H. Ollermann, oordeelde dat het bezwaarschrift prematuur was ingediend. Volgens artikel 6:2 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. De president stelde vast dat de beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 15e van de Vreemdelingenwet, nog niet was verstreken. De president volgde de verzoeker niet in zijn veronderstelling dat de beslistermijn al was verstreken op het moment van indiening van het bezwaarschrift.
Daarnaast werd opgemerkt dat de overschrijding van de 48 procesuren in het AC geen directe gevolgen had voor de beslistermijn van de asielaanvraag zelf. De president concludeerde dat de verzoeker ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift op de hoogte was van het feit dat de beslissing op de asielaanvraag nog niet was genomen. De president verklaarde het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, en er werd geen gewoon rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld. De uitspraak werd gedaan op 26 mei 2000, en de beslissing werd op 14 juni 2000 verzonden.