ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6910
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.C.J.A. Huijgens
- M.J. van den Bergh
- J. Eisses
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden voor een Turkse vreemdeling met gewetensbezwaren
In deze zaak gaat het om een Turkse vreemdeling, eiser, die sinds oktober 1989 in Nederland verblijft en een aanvraag heeft ingediend voor een vergunning tot verblijf op basis van klemmende redenen van humanitaire aard. Deze aanvraag werd in eerste instantie afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie, waarna eiser bezwaar maakte en beroep instelde. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 2 juli 1998, bepaald dat verweerder opnieuw moest beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de rechtbankoverwegingen. Eiser stelt dat hij gewetensbezwaren heeft tegen het vechten tegen zijn eigen volk, de Koerden, en dat hij daarom in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat verweerder niet voldoende had getoetst of de banden van eiser met zijn eigen volk sterk genoeg zijn om zijn gewetensbezwaren te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van verweerder niet in stand kan blijven, omdat het niet voldoet aan de vereiste zorgvuldigheid. Desondanks heeft de rechtbank besloten dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat het onwaarschijnlijk is dat een nieuw besluit tot een andere uitkomst zal leiden. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser.