ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7017

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.068919-99
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.S.W. Holtrop
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
  • H.W.F. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot zware mishandeling met beroep op noodweer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 september 2000, stond de verdachte, geboren op 21 juli 1984, terecht voor de beschuldiging van poging tot zware mishandeling. De verdachte was op 3 september 1999 in verzekering gesteld en op 6 september 1999 in voorlopige hechtenis genomen, welke hechtenis op dezelfde dag werd geschorst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging van haar moeder, die in een levensbedreigende situatie verkeerde. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte onder hevige gemoedsbewegingen handelde, wat leidde tot een bewustzijnsvernauwing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zij handelde ter verdediging van haar moeder tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair telastgelegde en verklaarde haar niet strafbaar voor het subsidiair telastgelegde feit. De vordering van de benadeelde partij, de familie [A.T.], tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat deze niet haar grondslag vond in de bewezenverklaring. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen.

Uitspraak

parketnummer 09.068919-99
rolnummer 0010
datum uitspraak 6 september 2000
tegenspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor kinderstrafzaken
VERKORT VONNIS
gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[C. v. H.],
geboren op 21 juli 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
In verzekering gesteld op 3 september 1999 en in voorlopige hechtenis gesteld op 6 september 1999,
welke voorlopige hechtenis is geschorst op 6 september 1999.
Onderzoek op de terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 23 augustus 2000.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr E. Visser en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr J.L. van den Heuvel, advocaat te ´s-Gravenhage, naar voren is gebracht.
De telastlegging
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding.
Van de dagvaarding is een kopie gevoegd bij dit vonnis, gemerkt A.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is telastgelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair telastgelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de bijlage, gemerkt B, die van dit vonnis deel uitmaakt.
Hetgeen meer of anders is telastgelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte door die verbetering niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een bij dit vonnis te voegen bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet na te melden strafbaar feit op:
feit 1 subsidiair:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft namens de verdachte ontslag van rechtsvervolging bepleit en daartoe een beroep gedaan op noodweer subsidiair noodweer-exces.
De raadsman heeft daartoe onder meer betoogd dat op de bewuste dag een voor de moeder van de verdachte absoluut levensbedreigende en voor de kinderen in ieder geval zeer gevaarlijke situatie was ontstaan en dat de maatregelen die verdachte onder die omstandigheden heeft genomen zondermeer gepast en gerechtvaardigd waren. Voorzover geoordeeld zou moeten worden dat verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, moet worden aangenomen dat dit het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging. De hele voorgeschiedenis in combinatie met hetgeen verdachte uiteindelijk onder haar ogen zag gebeuren, namelijk dat haar moeder die alles voor haar betekent dreigde te worden vermoord, gaf en geeft meer dan voldoende aanleiding voor allerlei zeer hevige gemoedsbewegingen, zoals angst en woede. Daarbij is van belang dat is vastgesteld dat er ten tijde van het delict bij verdachte sprake was van een bewustzijnsvernauwing, geheel gericht op de agressie van Tollenaar en dat deze bewustzijnsvernauwing zodanig was dat verdachte voor het haar telastgelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Een en ander aldus de raadsman.
De rechtbank is, met de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte het feit heeft gepleegd ter noodzakelijke verdediging van haar moeder tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Verdachte is derhalve terzake van het onder 1 subsidiair telastgelegde niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering tot schadevergoeding
De familie [A.T.] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van ¦ 7.772,12.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen daar deze vordering haar grondslag niet vindt in de telastgelegde feiten.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen daar de vordering haar grondslag niet vindt in het onder 1 subsidiair telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 41, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair telastgelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is telastgelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte deswege niet strafbaar.
Ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij de familie [A.T.].
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr J.S.W. Holtrop, kinderrechter, voorzitter,
mr M.D.J. van Reenen-Stroebel, kinderrechter,
mr H.W.F. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr D.J.J.M. Everaert, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2000.
Mr H.W.F. van den Berg buiten staat zijnde dit vonnis te ondertekenen