ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7267
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- G.W.S. de Groot
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak van Srilankaanse vluchteling
In deze zaak heeft de president van de rechtbank 's-Gravenhage op 11 augustus 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Srilankaanse vluchteling, hierna verzoeker genoemd. Verzoeker had op 24 februari 2000 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 26 februari 2000 was afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Na een eerdere afwijzing van een beroep op 17 maart 2000, diende verzoeker op 6 juni 2000 opnieuw een verzoek in, dat wederom werd afgewezen. Verzoeker verzocht de rechtbank om schorsing van de beslissing tot uitzetting totdat op zijn beroep was beslist.
De openbare behandeling vond plaats op 14 juli 2000, waarbij verzoeker en verweerder hun standpunten nader uiteenzetten. De president stelde vragen aan verweerder over de risico's voor Tamils bij terugkeer naar Sri Lanka, vooral in het licht van de situatie in Colombo. De president oordeelde dat de informatie over de veiligheidsrisico's voor Tamils in Sri Lanka onvoldoende was en dat de kans op detentie bij terugkeer reëel was. De president concludeerde dat de voorlopige voorziening moest worden toegewezen, omdat de vrijheidsontnemende maatregel op dat moment onrechtmatig was.
De president kende verzoeker een schadevergoeding toe van Fl. 100,-- per dag voor de periode van negenenvijftig dagen, en veroordeelde verweerder in de proceskosten. De uitspraak benadrukte de noodzaak van zorgvuldige afweging van de risico's voor terugkerende vluchtelingen en de verplichtingen van de Nederlandse autoriteiten in het kader van het vreemdelingenrecht.