ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7274

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/6964
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.W.H.B. Sentrop
  • R. Faasse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om toelating als vluchteling en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 12 juli 2000 een mondelinge uitspraak gedaan over de aanvraag van verzoekster A om toelating als vluchteling. Verzoekster, geboren in China in maart 1984, heeft verklaard dat zij na het overlijden van haar ouders door haar grootvader is grootgebracht. In 1998 werd zij verkracht door een aantal mannen, wat leidde tot een abortus. Verzoekster vreest bij terugkeer naar China opnieuw door haar verkrachters te worden belaagd. De president oordeelt echter dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Ze heeft geen reis- of identiteitspapieren overgelegd, wat essentieel is voor de beoordeling van haar aanvraag. Bovendien heeft zij haar relaas niet onderbouwd, en zelfs als haar verhaal waar zou zijn, is het niet voldoende om een geslaagd beroep op vluchtelingschap te rechtvaardigen.

De president heeft ook overwogen dat verzoekster, die beweert minderjarig te zijn, onderworpen is aan een leeftijdsonderzoek. Dit onderzoek heeft aangetoond dat zij ten minste 21 jaar oud is, met een fictieve geboortedatum van januari 1979. Verzoeksters gemachtigde heeft betoogd dat het onderzoek niet volgens het geldende protocol is uitgevoerd, maar de president concludeert dat de zorgvuldigheid van het onderzoek voldoende is gewaarborgd. De president heeft vastgesteld dat de beoordeling door twee radiologen heeft plaatsgevonden en dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoekster minderjarig is.

Op basis van deze overwegingen heeft de president het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open. De uitspraak is verzonden op 27 juli 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Fungerend president
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge de artikelen 8:84, eerste lid, juncto 8:67 Algemene wet bestuursrecht en 33a en 33b Vreemdelingenwet
Reg.nr.: AWB 00/6964 VRWET
Inzake: A, verzoekster, woonplaats kiezende bij haar gemachtigde mr. F.L. Teerling, advocaat te 's-Hertogenbosch,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. H.M. Schaak.
1. ZITTING
Datum: 7 juli 2000.
Zitting hebben:
mr. J.W.H.B. Sentrop, president,
mr. R. Faasse, griffier.
Verzoekster is niet in persoon verschenen, maar is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de president
partijen meegedeeld dat op 12 juli 2000 om 12.00 uur mondeling uitspraak wordt gedaan. De uitspraak luidt als onder 3. vermeld.
2. OVERWEGINGEN
In geschil is de niet-inwilliging d.d. 22 juni 2000 van de aanvraag van verzoekster om toelating als vluchteling en in verband daarmee verweerders besluit dat de beslissing op het bezwaar hier te lande niet mag worden afgewacht.
Verzoekster heeft aan haar aanvraag en het onderhavige verzoek ten grondslag gelegd - kort samengevat - dat zij op [...] maart 1984 in China is geboren en dat zij na het overlijden van haar ouders is grootgebracht door haar
grootvader. In 1998 is zij - na een bezoek aan een dansgelegenheid - door een aantal mannen verkracht. Als gevolg daarvan was verzoekster zwanger en heeft zij een abortus ondergaan. Na deze gebeurtenis was verzoekster bang dat
mensen in haar omgeving haar zouden zien als een slecht persoon. Op aanraden van haar grootvader en met diens hulp heeft verzoekster haar land van herkomst verlaten en is zij naar Nederland gereisd. Verzoekster heeft verklaard zich
nimmer op politiek of godsdienstig gebied te hebben geprofileerd. Zij vreest bij terugkeer wederom door haar verkrachters te worden belaagd.
De president is van oordeel dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Vooropgesteld moet worden dat verzoekster niet in staat is gebleken om
reis- of identiteitspapieren over te leggen, welke noodzakelijk zijn voor de beoordeling van haar aanvraag.
Voorts wordt overwogen dat verzoekster haar relaas op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Ook indien ervan wordt uitgegaan dat verzoeksters relaas op waarheid berust, kan dat niet leiden tot een geslaagd beroep op vluchtelingschap.
Daartoe acht de president het gestelde onvoldoende zwaarwegend. Uit het relaas van verzoekster komt immers geenszins naar voren dat zij in haar land van herkomst wordt vervolgd of gediscrimineerd. Evenmin is aannemelijk geworden dat
het leven voor haar in China als gevolg van de gestelde gebeurtenissen onhoudbaar is geworden.
Voorzover door verzoekster is gesteld dat zij minderjarig is en dat haar aanvraag dient te worden behandeld volgens het zogenoemde ama-beleid, wordt het volgende overwogen. Nadat twijfel omtrent verzoeksters leeftijd was gerezen is
zij onderworpen aan een leeftijdsonderzoek. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat verzoekster tenminste 21 jaar oud is. Haar geboortedatum is daarop fictief gesteld op [...] januari 1979.
Verzoekster heeft - met dit onderzoeksresultaat geconfronteerd - volgehouden dat zij is geboren op [...] maart 1984.
Namens verzoekster is aangevoerd dat het onderzoek naar haar leeftijd niet heeft plaatsgevonden volgens het daarvoor geldende protocol.
Volgens dit protocol dient - aldus verzoeksters gemachtigde - door twee radiologen aan de hand van röntgenfoto's te worden vastgesteld dat op mediale uiteinden van de sleutelbeenderen geen kenmerken waarneembaar meer zijn die wijzen
op een nog niet voltooide rijping. De gemachtigde van verzoekster heeft voorts vastgesteld dat uit het onderzoeksrapport niet blijkt wie er beoordeeld heeft en of degene die heeft beoordeeld radioloog is. De beoordeling is niet
ondertekend. De gemachtigde van verzoekster heeft geconcludeerd dat aan de hand van het rapport niet is te controleren of de beoordeling conform het protocol heeft plaats gevonden.
De president overweegt dat ter zitting namens verweerder naar voren is gebracht dat de betrokken radiologen in het algemeen om privacy-redenen bij voorkeur niet met naam in het rapport wensen te worden genoemd. In plaats daarvan
worden hun initialen wél in het rapport genoemd. Volgens de gemachtigde van verweerder is het in beginsel voor
rechtshulpverleners mogelijk om door navraag de namen van de betrokken radiologen te achterhalen en is er aldus wél controle mogelijk. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting meegedeeld dat inmiddels
de praktijk is ontstaan dat door drs. H. Th. van der Pas, verbonden aan de Katholieke Universiteit Brabant, en verantwoordelijk voor de rapportage over de leeftijdsonderzoeken, door middel van een sticker op het rapport, de garantie
wordt gegeven dat het betreffende onderzoek overeenkomstig het protocol is uitgevoerd en dus ook dat de röntgenfoto's door twee radiologen zijn beoordeeld.
De president onderkent het belang dat bestaat bij controleerbaarheid van de rapportage op dit punt, zowel door verweerder als onderdeel van een zorgvuldige besluitvorming, als door de vreemdeling in het kader van zijn beoordeling
van die besluitvorming, mede in het licht van de aan de vreemdeling ten dienste staande rechtsmiddelen. Nu in de praktijk inmiddels de zorgvuldigheid van het onderzoek wordt gegarandeerd door middel van de sticker van drs. Van der
Pas (die per faxbericht wordt geïnformeerd over de bevindingen van de beide radiologen) en het desgewenst mogelijk is om bij de desbetreffende instelling in Eindhoven, die het medisch onderzoek (maken en beoordelen van de benodigde
röntgenfoto's) verricht, navraag te doen naar de namen van de betrokken radiologen, is de president van oordeel dat aan de eisen van controleerbaarheid en zorgvuldigheid in voldoende mate wordt voldaan.
Dat in het onderhavige geval het rapport niet is voorzien van de garantiesticker houdt onmiddellijk verband met het feit dat die extra waarborg op het moment dat het rapport werd uitgebracht nog niet was ingevoerd. Dit brengt niet
zonder meer met zich mee dat geoordeeld moet worden dat het desbetreffende onderzoek niet zorgvuldig is verricht.
De president acht voldoende aannemelijk geworden dat de beoordeling in het voorliggende geval heeft plaats gevonden door twee verschillende radiologen. Nu overigens geen reden bestaat om te veronderstellen dat verzoekster
minderjarig is, dient haar beroep op het ama-beleid te falen.
Op grond van al het voorgaande is de president van oordeel dat verweerder terecht besloten heeft de uitzetting niet achterwege te laten. Nu voorts nader onderzoek naar het oordeel van de president redelijkerwijs niet kan bijdragen
aan de beoordeling van de zaak, wordt het bezwaar met toepassing van artikel 33b Vw ongegrond verklaard.
Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de president niet gebleken.
3. BESLISSING
De president van de arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
1. verklaart het bezwaar ongegrond;
2. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
4. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Verzonden op: 27 juli 2000