ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7346
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse vreemdeling en afwijzing door de Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Iraakse vreemdeling, die zijn aanvraag om toelating tot Nederland als vluchteling en de vergunning tot verblijf heeft zien afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie. De rechtbank heeft op 27 juli 2000 uitspraak gedaan in de bodemzaak en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, geboren in 1979, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van vrees voor vervolging door de KDP (Koerdische Democratische Partij) vanwege zijn werkzaamheden als lijfwacht van een KDP-lid. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Irak is gemarteld en dat zijn leven in gevaar is door zijn connecties met de KDP. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de algemene situatie in Irak en de specifieke omstandigheden van eiser.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk het risico loopt op vervolging. De rechtbank wijst erop dat de algehele situatie in Irak niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land automatisch als vluchteling kunnen worden erkend. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij, gezien zijn achtergrond en de huidige situatie in Noord-Irak, niet veilig kan terugkeren. De rechtbank concludeert dat er geen individuele feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de asielaanvraag kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de uitzetting van eiser niet kan plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris geen aanleiding had om eiser een vergunning tot verblijf te verlenen op humanitaire gronden. De uitspraak is gedaan door de fungerend president van de rechtbank, die de zaak in het openbaar heeft behandeld. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.