ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7420
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.C. Punt
- Joele
- Van Coeverden
- A.V. van den Berg
- Rechtspraak.nl
Voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure met meerdere verzoekers tegen de Staat der Nederlanden, Provincie Overijssel en Gemeente Enschede
In deze zaak hebben verzoekers, wonende te Enschede, op 15 juni 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. De verzoekers zijn vertegenwoordigd door de advocaten mr. J.M. Beer en mr. M.J. de Witte. De gerequestreerden zijn de Staat der Nederlanden, de Provincie Overijssel en de Gemeente Enschede, vertegenwoordigd door respectievelijk mr. J.W.H. van Wijk, mr. J.A. van Wijmen en mr. W. van de Wetering. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2000 zijn de verzoekers en hun advocaten verschenen, evenals de advocaten van de gerequestreerden.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de belangen van de verzoekers en de gerequestreerden tegen elkaar moeten worden afgewogen. De rechtbank concludeert dat er geen zodanige belangen zijn die het noodzakelijk maken om de verhoren op een ander tijdstip dan gebruikelijk te laten plaatsvinden. De verhoren zijn vastgesteld op de gebruikelijke termijn van ongeveer zes weken na de beschikking, met een maximum van drie getuigen per dag. De rechtbank heeft ook toestemming gegeven voor het horen van tien getuigen, in afwijking van de gebruikelijke beperking van vijf getuigen, en verzoekers moeten schriftelijk aangeven of er behoefte is aan het horen van meer getuigen.
De rechtbank heeft de verhoren gepland op 20 november, 4, 5 en 6 december 2000, telkens van 9.30 uur tot 16.00 uur, in het paleis van justitie te 's-Gravenhage. De rechter-commissaris, mr. A.V. van den Berg, is benoemd om de verhoren te leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het horen van getuigen door de Commissie niet gelijk kan worden gesteld aan het horen van getuigen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor, omdat de getuigen bij de Commissie niet onder ede worden gehoord en verzoekers geen invloed hebben op de vragen die aan de getuigen worden gesteld. De rechtbank heeft het verzoek gegrond verklaard en de beslissing genomen om tien getuigen te horen.