ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7437
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.R. Derkx
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontneming van vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak gaat het om een vreemdeling, A, die in bewaring is gesteld op 11 april 2000 op basis van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf, maar werd op 12 april 2000 in bewaring gesteld omdat hij illegaal werkend was aangetroffen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het onderzoek niet volledig was, waarna zij besloot het onderzoek te heropenen. De vreemdeling stelde dat zijn bewaring onrechtmatig was, omdat hij de beslissing op zijn aanvraag om verblijf mocht afwachten. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling op een juiste grondslag berustte, maar dat er onvoldoende zicht op uitzetting was na 28 april 2000. De rechtbank kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van f. 1.650,-- voor de periode van onrechtmatige bewaring en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming met ingang van 9 mei 2000. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor de schadevergoeding, maar niet voor de beslissing op de inbewaringstelling.