ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7447
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. van Uchelen
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf van eiseres met onbekende nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 juni 2000 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, geboren in 1972 en verblijvende te B, tegen de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiseres had aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en voor een vergunning tot verblijf, welke aanvragen door verweerder niet waren ingewilligd. Eiseres had bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres stelde dat zij de Afghaanse nationaliteit bezit of staatloos is, terwijl verweerder betoogde dat zij geen Afghaanse nationaliteit heeft en dat zij de Tadzjiekse nationaliteit kan verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in Afghanistan of Tadzjikistan. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM en dat eiseres niet in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf.
De rechtbank overwoog verder dat de politieke en mensenrechtensituatie in Afghanistan en Tadzjikistan niet zodanig is dat asielzoekers uit deze landen zonder meer als vluchteling dienen te worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij de Tadzjiekse nationaliteit niet kan verkrijgen, en de rechtbank oordeelde dat het risico van staatloosheid voor haar eigen rekening komt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard aanwezig zijn die een vergunning tot verblijf rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. van Uchelen, met mr. C. van der Steeg als griffier.