ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7469
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.H. Franke
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening en asielaanvraag van een Nepalese vreemdeling
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening van een Nepalese vreemdeling, geboren in 1980, die in Nederland asiel heeft aangevraagd. De vreemdeling, die verblijft in het Grenshospitium te Amsterdam, heeft zijn aanvraag ingediend na te zijn gevlucht voor vervolging in Nepal door de maoïstische beweging en de politie. De rechtbank behandelt het verzoek om schorsing van de uitzetting en het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan de vreemdeling is opgelegd. De beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 18 januari 2000, waarin de aanvraag om toelating als vluchteling werd afgewezen, wordt ter discussie gesteld. De vreemdeling stelt dat hij vanwege zijn politieke overtuigingen en de verslechterde mensenrechtensituatie in Nepal, bij terugkeer naar zijn land van herkomst, het risico loopt op vervolging en mishandeling.
De openbare behandeling van de zaak vond plaats op 9 februari 2000. De rechtbank oordeelt dat de vreemdeling niet binnen de termijn van artikel 34a, tweede lid, Vw is gehoord, maar concludeert dat dit niet leidt tot onrechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel. De president van de rechtbank maakt gebruik van zijn bevoegdheid om de zaak onmiddellijk te beoordelen, gezien de spoedeisendheid van de situatie. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling niet kan worden teruggestuurd naar Nepal zonder dat er nader onderzoek is gedaan naar de actuele situatie in het land. De rechtbank vernietigt de bestreden beschikking en draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beschikking te nemen op de aanvraag van de vreemdeling. De rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel gegrond, met de opheffing van deze maatregel per 11 februari 2000.
De uitspraak is gedaan door mr. B.H. Franke, fungerend president, en de rechtbank veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.