ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7588
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van humanitaire redenen
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit houder, voor toelating als vluchteling en de verlening van een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Eiser is op 18 juni 1998 Nederland binnengekomen en heeft op 19 juni 1998 aanvragen ingediend voor vluchtelingenstatus en een verblijfsvergunning. Deze aanvragen zijn op 28 oktober 1998 afgewezen, maar eiser kreeg een voorwaardelijke vergunning tot verblijf voor een jaar. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 juli 1999 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarin hij verzocht om vernietiging van het besluit en erkenning als vluchteling.
De rechtbank heeft de zaak versneld behandeld en op 5 juli 2000 uitspraak gedaan. Eiser heeft zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn activiteiten voor de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) en de gevolgen daarvan voor zijn veiligheid in Irak naar voren heeft gebracht. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, heeft echter betoogd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een belangrijke politieke tegenstander is van de autoriteiten in Irak en dat zijn activiteiten niet van zodanig belang zijn dat ze hem het vluchtelingenstatus zouden moeten opleveren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen vluchteling is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van eiser niet voldoende zijn om te concluderen dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser een binnenlands vestigingsalternatief heeft in het door de PUK gecontroleerde gebied in Noord-Irak. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van zijn aanvragen door de Staatssecretaris van Justitie in stand blijft.