ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8064
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voor A en B
In deze zaak hebben eisers, A en B, aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en voor een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Eisers verblijven sinds 15 mei 1998 in Nederland en hebben op 16 mei 1998 hun aanvragen ingediend. De aanvragen zijn door verweerder afgewezen op basis van kennelijke ongegrondheid. Eisers hebben bezwaar gemaakt, maar dit is ook afgewezen. Vervolgens hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 5 oktober 1999 zijn eisers verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend op 4 mei 2000 en op 18 augustus 2000 is het onderzoek hervat. Eisers hebben hun standpunt toegelicht, waarbij zij hebben gewezen op de onveilige situatie voor hun bevolkingsgroepen in Somalië. De rechtbank heeft overwogen dat eisers aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eisers over hun achtergrond en de situatie in Somalië geloofwaardig zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bestreden besluiten van verweerder onvoldoende gemotiveerd zijn en dat eisers in aanmerking komen voor vluchtelingenstatus. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op f 1.775,-. De uitspraak is gedaan op 1 september 2000 door rechter W.J. van Bennekom.