ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8068
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.H. de Jong-van Dooijeweert
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Guinese nationaliteit houder, die sinds 14 maart 1998 in Nederland verblijft. Eiser heeft op 16 maart 1998 aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en voor een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Deze aanvragen zijn op 5 juni 1998 door de verweerder afgewezen, met de reden dat de aanvraag om vluchtelingenstatus kennelijk ongegrond was. Eiser kreeg wel een vergunning tot verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn vluchtelingenaanvraag, maar dit bezwaar werd op 16 februari 1999 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank op 31 maart 1999, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. Schüller.
De rechtbank heeft op 18 januari 2000 de zaak behandeld. Eiser heeft verklaard dat hij en zijn familie tot de Malinké bevolkingsgroep behoren en dat zijn vader, die lid was van de RPG, vermoord is door de Soussous. Eiser heeft zijn vlucht uit Guinee en de omstandigheden rondom de dood van zijn vader uiteengezet. De verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de beroepstermijn zou zijn overschreden, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, omdat het besluit pas op 26 maart 1999 aan de gemachtigde van eiser is verzonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser over de politieke activiteiten van zijn vader en de aanslag op zijn ouderlijk huis geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat de verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke situatie van eiser en de gevolgen van de dood van zijn vader. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en vernietigt dit besluit. De rechtbank beveelt de verweerder om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelt de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser.