ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8264
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Soedanese vluchteling en voorlopige voorziening
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Soedanese man van de Mararit-bevolkingsgroep, die een verzoek heeft ingediend om in Nederland als vluchteling te worden toegelaten. Eiser heeft een voorwaardelijke vergunning tot verblijf gekregen, maar deze is ingetrokken door de Staatssecretaris van Justitie. Eiser heeft beroep aangetekend tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te schorsen totdat op zijn bezwaar is beslist. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de vrees van eiser voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Soedan, hoewel zorgelijk, niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn persoonlijke omstandigheden, in combinatie met zijn afkomst, voldoende zijn om vluchtelingschap te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de motivering van de Staatssecretaris gevolgd en geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De president heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen redelijke kans van slagen was voor het bezwaar tegen de intrekking van de vergunning. De uitspraak is gedaan op 28 juli 2000.