ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8274
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Kameroense vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 maart 2000 een mondelinge uitspraak gedaan in een asielprocedure. Verzoeker, een Kameroense vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 26 februari 2000 kennelijk ongegrond was verklaard. De president van de rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van artikel 15c van de Vreemdelingenwet, dat stelt dat een aanvraag niet wordt ingewilligd indien de vreemdeling geen reis- of identiteitspapieren kan overleggen, tenzij hij kan aantonen dat het ontbreken van deze documenten niet aan hem is toe te rekenen. De president heeft vastgesteld dat verzoeker geen documenten kon overleggen en dat zijn relaas over de omstandigheden in Kameroen, waar hij werd mishandeld en gemarteld, niet ongeloofwaardig was. Dit werd ondersteund door recente rapportages van Amnesty International over de situatie in Kameroen.
De president oordeelde dat de aanvraag niet als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen zonder een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag. De president heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van verzoeker tot de beslissing op het bezwaar tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag niet mocht plaatsvinden. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op f. 1.420,-, en werd bepaald dat het betaalde griffierecht van f. 50,- aan verzoeker vergoed moest worden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en de noodzaak om de omstandigheden van de vreemdeling in overweging te nemen bij de beoordeling van zijn aanvraag.