ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8276
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Toelating tot verblijf voor Srilankaanse echtgenote van referent met mvv-vereiste
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 11 augustus 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoekster, een Srilankaanse vrouw, heeft samen met haar echtgenoot, die in 1995 Nederland is ingereisd, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf. De rechtbank had eerder geoordeeld dat zowel verzoekster als haar echtgenoot geen vluchteling zijn en dat hun terugkeer naar Sri Lanka niet in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De centrale vraag in deze procedure was of verzoekster in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste, gezien de bijzondere omstandigheden van haar situatie. De president van de rechtbank oordeelde dat de verweerder in dit geval had moeten afzien van het eisen van het mvv, omdat verzoekster en haar echtgenoot in juli 1997 een kind hebben gekregen en de situatie in Sri Lanka op dat moment instabiel was. De president concludeerde dat het vasthouden aan het mvv-vereiste in dit geval van bijzondere hardheid zou zijn.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de aanvraag van verzoekster voor een vergunning tot verblijf bij haar echtgenoot in behandeling moest worden genomen. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op f 1420 werden vastgesteld. De uitspraak heeft geen gewoon rechtsmiddel openstaan, wat betekent dat de beslissing van de president definitief is.