ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8387
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Stehouwer
- D.J. de Lange
- J. Grijns
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf in het kader van humanitaire redenen en driejarenbeleid
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Sri Lankaanse vreemdeling, om toelating als vluchteling en om verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Eiser heeft op 4 januari 1994 zijn aanvragen ingediend, maar zijn verzoek om toelating als vluchteling werd op 27 oktober 1994 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 3 december 1996 ter zitting werd behandeld. De president van de rechtbank heeft op 25 juni 1997 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens opnieuw bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een vergunning tot verblijf, maar ook dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 12 oktober 2000 overwogen dat eiser geen aanspraak kan maken op het driejarenbeleid, omdat hij ten tijde van zijn aanvraag al een onherroepelijke beslissing op zijn asielaanvraag had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard zijn die een vergunning tot verblijf rechtvaardigen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de door verweerder gegeven uitleg over de reikwijdte van het driejarenbeleid niet onredelijk is en dat eiser, nu hij een onherroepelijke beslissing op zijn aanvraag om toelating heeft ontvangen, geen aanspraken meer kan ontlenen aan het driejarenbeleid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.