ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8839
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een vreemdeling na MTV-controle in de Thalys
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 28 juni 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een vreemdeling, die in de Thalys was aangetroffen. De vreemdeling, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.B. Knook, betwistte de rechtmatigheid van de controle die plaatsvond naar aanleiding van een tip van het spoorwegpersoneel. De vreemdeling stelde dat de controle onrechtmatig was, omdat het personeel niet bevoegd was om naar identiteitspapieren te vragen. De rechtbank oordeelde echter dat de controle rechtmatig was, aangezien deze plaatsvond na grensoverschrijding en er geen vermenging met binnenlands reizigersverkeer had plaatsgevonden.
De rechtbank overwoog verder dat de Marechaussee bevoegd was om de vreemdeling staande te houden ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, ook zonder een voorafgaande concrete aanwijzing van illegaal verblijf. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en dat er voldoende grond was om te veronderstellen dat hij zich aan zijn uitzetting zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling op een juiste grondslag berustte.
Het verzoek van de vreemdeling om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank de opheffing van de bewaring niet had bevolen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de bewaring ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. L.C. Michon, in tegenwoordigheid van griffier mr. J.Th. Lenting, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2000. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.