ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8842
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot heroverweging van een besluit tot weigering van een vergunning tot verblijf voor een Sri Lankaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om een verzoeker, A, die op 30 augustus 1993 Nederland is ingereisd en op 6 september 1993 aanvragen heeft ingediend voor toelating als vluchteling en voor een vergunning tot verblijf. De aanvraag om toelating als vluchteling werd op 17 november 1994 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 14 juli 1995 ongegrond verklaard. In de daaropvolgende jaren heeft verzoeker meerdere aanvragen en bezwaren ingediend, die telkens werden afgewezen. Op 20 september 1999 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen de weigering om terug te komen op een eerder besluit van 8 september 1997 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De president van de rechtbank heeft op 18 april 2000 de zaak behandeld, waarbij verzoeker zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De president heeft overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De president heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aanleiding geven tot heroverweging van het eerdere besluit. De president heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op 24 augustus 2000.