ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8880
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.J. Buijsman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Turkse verzoekers wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak hebben verzoekers, A, B, C en D, allen van Turkse nationaliteit, aanvragen om toelating als vluchteling ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage. De aanvragen werden op 30 september 2000 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, waarna verzoekers bezwaar maakten. In het kader van de bezwaarfase vroegen zij op 2 oktober 2000 om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen. De fungerend president van de rechtbank wees dit verzoek op 17 oktober 2000 af. Op 18 november 2000 dienden verzoekers opnieuw aanvragen in, die wederom werden afgewezen. De president van de rechtbank oordeelde dat de verzoekers geen rechtens relevante nieuwe feiten of omstandigheden hadden aangedragen die hun asielaanvraag konden onderbouwen. De president benadrukte dat de eerdere uitspraak van 17 oktober 2000 rechtskracht had en dat de nieuwe verklaringen van verzoeker 1 over zijn betrokkenheid bij de PKK niet geloofwaardig waren, gezien zijn eerdere verklaringen. De president verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en het bezwaar ongegrond. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico was voor de verzoekers bij gedwongen verwijdering naar Turkije, en dat zij geen aanspraak konden maken op een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 december 2000.