ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9194
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bezwaar ongegrond verklaard in asielzaak Somalië
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 28 november 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoekster, een Somalische vrouw die behoort tot de Hawiye-clan, heeft een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, omdat de situatie in de centrale provincie Hiiraan, waar verzoekster vandaan komt, als relatief veilig wordt beschouwd. Dit beleid is bevestigd in een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken. De president oordeelt dat verzoekster, gezien haar clanrelatie en de veiligheidssituatie in haar woongebied, naar Somalië kan terugkeren.
Verzoekster heeft tijdens de zitting niet zelf het woord gevoerd, maar haar gemachtigde heeft haar vertegenwoordigd. De president heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn aangevoerd die de beslissing tot uitzetting kunnen betwisten. De president heeft ook de brief van de UNHCR in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet van toepassing is op verzoekster, aangezien deze betrekking heeft op een andere bevolkingsgroep. De president concludeert dat verzoekster geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Somalië.
De president wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het bezwaar ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De president heeft de afwijzing van het verzoek gemotiveerd door te stellen dat verzoekster niet verschilt van andere Somaliërs die ook slachtoffer zijn van de algemene situatie in hun land.