ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9204
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Greeuw
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na vervallen strafvorderlijk belang
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 oktober 2000 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die op 21 augustus 2000 was aangehouden op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Na het vervallen van het strafvorderlijk belang is de vreemdeling overgedragen aan de vreemdelingendienst en opgehouden voor verhoor op grond van artikel 19, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling op het moment van ophouding reeds bekend waren, waardoor de toepassing van artikel 19 Vw in dit geval niet gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling zonder geldige titel van zijn vrijheid was beroofd en dat de daaropvolgende inbewaringstelling onrechtmatig was. De rechtbank heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op € 710, en heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen met ingang van 2 oktober 2000. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.