ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9214
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bekendmaking van besluit tot intrekking vestigingsvergunning van vreemdeling
In deze zaak gaat het om de intrekking van de vestigingsvergunning van eiser, een vreemdeling met de Joegoslavische nationaliteit. De Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft op 19 februari 1999 een besluit genomen om de vestigingsvergunning van eiser in te trekken. Dit besluit is aangetekend verzonden naar het laatst bekende adres van eiser, maar het bleek dat eiser daar al 18 maanden niet meer woonachtig was. Eiser heeft op 25 mei 1999 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de IND verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het volgens hen laattijdig was ingediend.
De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 23 oktober 2000 geoordeeld dat de bekendmaking van het besluit niet rechtsgeldig was. De rechtbank stelde vast dat de verzending van het besluit naar een adres waar eiser niet meer woonde, niet kon worden aangemerkt als een rechtsgeldige bekendmaking. De rechtbank verwees naar artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt hoe bekendmaking van besluiten dient te geschieden. De rechtbank concludeerde dat de IND het besluit niet op een andere geschikte wijze had bekendgemaakt, zoals vereist in het tweede lid van artikel 3:41 Awb.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser niet tardief was, omdat het besluit pas op 11 juni 1999 rechtsgeldig was bekendgemaakt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de IND en verklaarde het beroep van eiser gegrond. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op dat moment door een advocaat werd bijgestaan. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsgeldigheid van bekendmakingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral in gevallen waarin de adresgegevens van betrokkenen niet actueel zijn.