ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9223

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/4624
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen en rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling die op 27 mei 2000 werd staande gehouden in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen. De vreemdeling, die zich had gelegitimeerd met een vervalst paspoort, werd om 18.46 uur strafrechtelijk aangehouden. Op 28 mei 2000 om 15.10 uur werd het strafrechtelijk traject beëindigd en werd de vreemdeling om 15.11 uur overgedragen aan de Vreemdelingendienst. Tijdens de inbewaringstelling werd de vreemdeling medegedeeld dat hij zich kon laten bijstaan door een advocaat, maar er was verzuimd aan te kruisen of hij hiervan gebruik wilde maken. De rechtbank oordeelt dat dit verzuim niet heeft geleid tot schade voor de vreemdeling, aangezien de aangewezen raadsman op de hoogte was van de inbewaringstelling.

De vreemdeling had eerder een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend, die op 21 juni 2000 was afgewezen. Op dezelfde dag werd zijn uitzetting gelast en werd hij opnieuw in bewaring gesteld. De rechtbank concludeert dat er voldoende gronden waren voor de inbewaringstelling, omdat de vreemdeling niet beschikte over geldige identiteitspapieren en er een ernstig vermoeden bestond dat hij zich aan zijn uitzetting zou onttrekken. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat dit alleen kan worden toegewezen indien de rechtbank de opheffing van de bewaring beveelt, wat in dit geval niet is gebeurd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te 's-Hertogenbosch
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
--------------------------------
Uitspraak
--------------------------------
AWB 00/4624 V3
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 34a juncto 34j van de Vreemdelingenwet (Vw) in het geschil tussen:
A, volgens zijn verklaring geboren op [...] 1974 en van Nigeriaanse nationaliteit, thans verblijvende in het Justitieel Complex Koning
Willem II te Tilburg, hierna te noemen: de vreemdeling
en
de Staatssecretaris van Justitie te 's-Gravenhage, hierna te noemen: verweerder.
Zitting: 3 juli 2000.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde
mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. Y.E.A.M. van Hal.
Als tolk in de Engelse taal was aanwezig mevrouw F.C.A.M. Louwers.
I. PROCESVERLOOP
Bij bevel tot bewaring van 28 mei 2000 is de vreemdeling op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw in bewaring gesteld.
Op 21 juni 2000, uitgereikt op 23 juni 2000, is de door de vreemdeling ingediende aanvraag om toelating als vluchteling afgewezen. In verband hiermee is de vreemdeling op 23 juni 2000 opnieuw in bewaring gesteld op de in artikel 26,
eerste lid, aanhef en onder a van de Vw bedoelde grond, terwijl op 21 juni 2000 zijn uitzetting is gelast.
Bij beroepschrift van 22 juni 2000, ontvangen ter griffie van de rechtbank per faxbericht van dezelfde datum, is namens de vreemdeling verzocht de bewaring met onmiddellijke ingang op te heffen. Voorts is om schadevergoeding
verzocht.
II. OVERWEGINGEN
Namens de vreemdeling is ter zitting gepleit conform de pleitnota, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De rechtbank beschouwt de inhoud van de pleitnota als hier herhaald en ingelast.
De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van staande houden van
27 mei 2000 is de vreemdeling tijdens een controle in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen op 27 mei 2000 om 18.45 uur vreemdelingrechtelijk staande gehouden. Nadat de vreemdeling zich had gelegitimeerd met een vervalst
paspoort is hij om 18.46 uur strafrechtelijk aangehouden. Piketraadsman mr. P.R. Klaver heeft de vreemdeling om 11.45 uur bezocht. Vervolgens is op 28 mei 2000 om 15.10 uur het strafrechtelijk traject beëindigd en is de vreemdeling
om 15.11 uur overgedragen aan de Vreemdelingendienst. Voorts is de vreemdeling blijkens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal voor inbewaringstelling op 28 mei 2000 om 15.25 uur medegedeeld dat hij zich kon laten bijstaan door
een advocaat. Dat verweerder heeft verzuimd aan te kruisen of de vreemdeling hiervan gebruik wilde maken, leidt er niet toe dat de vreemdeling in zijn belang is geschaad, nu blijkens het proces-verbaal de middels de piketlijst
aangewezen raadsman mr. P.R. Klaver van de inbewaringstelling op de hoogte is gebracht. Dat de piketadvocaat, die de vreemdeling al eerder die dag tijdens het strafrechttraject had bezocht, de vreemdeling niet nogmaals na aanvang
van het vreemdelingrechtelijke traject heeft bezocht, leidt niet tot de conclusie dat de vreemdeling voorafgaand aan de inbewaringstelling van rechtskundige bijstand was verstoken.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat mr. P.R. Klaver ook vreemdelingenzaken behandelt. Ook uit het proces-verbaal voor inbewaringstelling volgt dat mr. Klaver de aangewezen vreemdelingenraadsman was. De ter zake aangevoerde
grief dat ten onrechte is nagelaten de vreemdelingenpiketdienst in te lichten en dat de vreemdeling slechts is bijgestaan door een strafrechtadvocaat, treft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen doel.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er voldoende gronden aanwezig zijn die de inbewaringstelling rechtvaardigen.
De vreemdeling beschikte immers ten tijde van de inbewaringstelling (en ook thans) niet over een geldige titel tot verblijf en evenmin over geldige identiteitspapieren of voldoende middelen van bestaan. Voorts heeft de vreemdeling
zich bij staandehouding gelegitimeerd met een vervalst Nederlands paspoort ten name van B, geboren [...] 1962 te Accra. Ook heeft de vreemdeling aanvankelijk gesteld dat hij de Soedanese nationaliteit bezit en vervolgens aangegeven
dat zijn nationaliteit de Nigeriaanse is. Daarmee heeft de vreemdeling onjuiste, althans tegenstrijdige, informatie ten aanzien van zijn identiteit en nationaliteit gegeven.
Onder deze omstandigheden was er naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond te concluderen dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de vreemdeling zich aan zijn uitzetting zal onttrekken.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat, nadat de voor presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten benodigde formulieren waren ingevuld, de laissez-passeraanvraag op 27 juni 2000 is afgegeven bij de unit
Toezicht en Terugkeer van de Immigratie- en Naturalisatiedienst Zuid-Oost. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat de laissez-passeraanvraag volgende week bij de Nigeriaanse autoriteiten zal worden ingediend.
Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog voldoende zicht op uitzetting en kan niet worden gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd is met de Vw en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken
belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
Het namens de vreemdeling ingediende verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen, nu ingevolge artikel 34j van de Vw een dergelijk verzoek slechts kan worden toegewezen indien de rechtbank de opheffing van de bewaring beveelt,
hetgeen in casu niet het geval is.
Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De rechtbank,
verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2000.
Mr. N.W.A. Stegeman-Kragting is buiten staat de uitspraak te
ondertekenen
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.
De Officier van Justitie/verweerder kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een verklaring als bedoeld in de
artikelen 449 en 451a van het Wetboek van Strafvordering bij de Arrondissementsrechtbank te
's-Gravenhage (zittingsplaats: 's-Hertogenbosch).
Afschriften verzonden: 17 juli 2000
IS