ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9269
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Allewijn
- N. Hobby
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling en toepassing van het gelijkheidsbeginsel in vreemdelingenrecht
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling, A, die op 31 augustus 2000 in bewaring is gesteld op basis van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling, die de Algerijnse nationaliteit heeft, is in bewaring gesteld vanwege een ernstig vermoeden van onttrekking aan verwijdering. De rechtbank heeft op 10 oktober 2000 de openbare behandeling van het beroep van de vreemdeling gehouden, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.J.M. Scheffer. De Staatssecretaris van Justitie werd vertegenwoordigd door mr. M.W.W. Raspe.
De vreemdeling stelde dat de bewaring niet gerechtvaardigd was en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle. In die zaak werd het beroep gegrond verklaard en werd schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De rechtbank 's-Gravenhage distantieert zich echter van deze opvatting en oordeelt dat de situatie van de vreemdeling niet vergelijkbaar is met die van een uitgeprocedeerde asielzoeker.
De rechtbank concludeert dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling zich aan uitzetting zal onttrekken, gezien zijn illegale verblijf in Nederland en het gebruik van een vervalst document. De rechtbank wijst het beroep van de vreemdeling ongegrond en verklaart dat de bewaring niet opgeheven wordt. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, behalve voor het verzoek om schadevergoeding, waartegen hoger beroep mogelijk is bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.