ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9283
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting van vreemdeling tijdens detentie
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 oktober 2000 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van eiser, een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit, die zich in detentie bevond. Eiser was op 31 mei 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, en had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie om hem in bewaring te houden. Eiser stelde dat er geen zicht meer op uitzetting bestond, omdat er meer dan zes maanden verstreken waren sinds zijn presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat de zesmaandentermijn niet begon te lopen vanaf de presentatie, maar vanaf de datum van bewaring. De rechtbank concludeerde dat er nog steeds zicht op uitzetting was, aangezien de Marokkaanse autoriteiten nog geen laissez-passer hadden verstrekt, maar dat dit niet ongebruikelijk was en vaak pas na 10 à 11 maanden gebeurde. De rechtbank weegt de belangen van de vreemdeling en de verweerder en concludeert dat de voortzetting van de bewaring gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter D. Radder, in aanwezigheid van griffier I.G.M. Servais-Picord.