Verweerder stelt zich, blijkend het bestreden besluit, op het standpunt dat niet aannemelijk is dat eiseres in het land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van de Vw. Eiseres heeft niet aannemelijk
gemaakt dat in het land van herkomst van de kant van de autoriteiten een bijzondere negatieve belangstelling voor eiseres bestaat. Uit haar verklaringen blijkt dat zij geen enkel persoonlijk probleem heeft ondervonden van de zijde
van de Chinese autoriteiten, noch dat de reden van haar vertrek uit China hierin gelegen was. De uitvoering van een op beïnvloeding van de gezinsgrootte gericht beleid levert geen vervolging op in vluchtelingrechtelijke zin. Een
non-discriminatoire geboortebeperkingspolitiek die tot doel heeft een bestaansdraagvlak voor alle Chinezen te creëren, kan worden beschouwd als een legitieme uitoefening van het staatsgezag. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt
dat de gestelde maatregelen die de Chinese autoriteiten (zullen) treffen in het kader van de geboortebeperking en de gevolgen bij overtreding daarvan discriminatoir zijn dan wel te herleiden zijn tot vluchtelingschap. Er zijn geen
feiten of omstandigheden naar voren gebracht of gekomen op grond waarvan eiseres om klemmende redenen van humanitaire aard in het bezit zou moeten worden gesteld van een vergunning tot verblijf. Niet is gebleken dat er een reëel
risico bestaat dat eiseres bij terugkeer in het land van herkomst zal worden onderworpen aan een behandeling die strijd oplevert met artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM). Eiseres heeft niet aangetoond dat haar terugkeer naar het land van herkomst een schending van artikel 3 EVRM oplevert. De gestelde omstandigheid dat eiseres een kind heeft –dat niet zou zijn geboren uit een wettig
huwelijk- verandert dit niet. Verweerder wijst naar het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 30 oktober 1998, DPC/AM 539282, waaruit blijkt dat kinderen, die in strijd met de één-kind-politiek zijn geboren, ook
geregistreerd dienen te worden. Deze registratie brengt mee dat de kinderen in aanmerking komen voor overheidsvoorzieningen op het gebied van onderwijs en medische zorg. Ouders die zich niet aan de één-kind-politiek houden dreigen
de voordelen van stimuleringsmaatregelen mis te lopen. Echter, het dreigende mislopen voor eiseres van laatstgenoemde voordelen, is onvoldoende grond om over te gaan tot verblijfsaanvaarding in Nederland. Voorts zijn de verklaringen
van eiseres niet van dien aard, dat aannemelijk is dat eiseres als gevolg van traumatische ervaringen in redelijkheid niet kan worden verwacht terug te keren naar het land van herkomst. In dit verband is van belang dat eiseres niet
onder medische behandeling dan wel psychische behandeling staat. De gestelde verkrachtingen van eiseres hebben plaatsgevonden buiten China en hebben niets van doen met de reden van vertrek uit China. Tenslotte komt eiseres niet in
aanmerking voor verlening van een vergunning tot verblijf op grond van het bijzondere toelatingsbeleid – zoals neergelegd in hoofdstuk B7/13.7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 1994 - ten aanzien van alleenstaande minderjarige
asielzoekers. Eiseres heeft geen enkele document overgelegd dat haar gestelde minderjarigheid – bij aanmelding in Nederland - kan aantonen, zodat hierover twijfel bestaat. Ook indien wordt uitgegaan van de door eiseres opgegeven
geboortedatum, komt zij niet in aanmerking voor toelating op grond van dit bijzondere toelatingsbeleid. Eiseres was ten tijde van haar aanmelding in Nederland bijna 18 jaar oud en heeft zich reeds drie jaar zelfstandig weten te
redden in China. De stelling van eiseres dat zij een zwervend bestaan leidde in China en bedelde om geld, doet hier niet aan af. Eiseres beschikt derhalve over een grote mate van zelfstandigheid. De omstandigheid dat eiseres wel
eens alleen de kerk bezocht –zoals ze dat ook deed met haar oom- duidt er niet op dat eiseres zich in een onhoudbare situatie bevond in China.