ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9292
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P. Smit
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsbeneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 september 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de onrechtmatige vrijheidsbeneming van eiser, een Amerikaanse nationaliteit houder, die in Nederland verbleef zonder geldige verblijfsvergunning. Eiser was op 20 augustus 2000 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel vanaf het begin onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de waarborgen die de wet biedt door de onrechtmatige aanhouding ernstig waren geschonden, waardoor eiser recht had op schadevergoeding. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe van Fl. 1.850,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, maar wees de vordering voor inkomensschade af, omdat eiser zich zonder titel in Nederland bevond en zelf het risico had genomen dat er vreemdelingenrechtelijke maatregelen tegen hem zouden worden genomen.
De zaak kwam aan het licht na een beroepschrift van 23 augustus 2000, ingediend door mr. R.J. Portegies, advocaat te Amsterdam, waarin opheffing van de maatregel tot bewaring en schadevergoeding werd gevorderd. Tijdens de zitting op 5 september 2000 werd eiser bijgestaan door mr. J. Wattilete, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.W.W. Raspe van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiser voerde aan dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat hij zich had gemeld bij de Dienst Vreemdelingenpolitie en over een vast adres beschikte. De rechtbank oordeelde echter dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat er geen proces-verbaal van aanhouding in het dossier aanwezig was en de rechtbank niet kon controleren of de aanhouding rechtmatig was geweest.
De rechtbank concludeerde dat eiser recht had op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, maar dat de inkomensschade niet toewijsbaar was, omdat eiser illegaal in Nederland verbleef. De rechtbank veroordeelde de Staat der Nederlanden tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten van eiser, die op Fl. 1.420,- werden begroot. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.