ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9316
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.H. van den Berg
- S.J. Bosma
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergunning tot verblijf aan alleenstaande minderjarige asielzoeker na vernietiging van eerder besluit
In deze zaak gaat het om de aanspraak van eiser op een vergunning tot verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker. De rechtbank Amsterdam had eerder, op 2 december 1997, in een uitspraak (AWB 97/3436) geoordeeld dat eiser recht had op een vergunning, omdat verweerder niet had aangetoond dat eiser in zijn land van herkomst opvangmogelijkheden had. In de nieuwe beslissing op bezwaar weigerde verweerder opnieuw een vergunning, met als argument dat eiser zijn identiteit en nationaliteit niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank oordeelt dat verweerder hiermee het feitelijke kader, zoals vastgesteld in de eerdere uitspraak, te buiten is gegaan. De rechtbank had in 1997 de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser niet in twijfel getrokken.
De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak, waarin is vastgesteld dat verweerder binnen zes maanden na de aanvraag moet onderzoeken of er adequate opvang in het land van herkomst is. In deze zaak heeft verweerder echter geen enkele onderzoeksactiviteit verricht, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank concludeert dat eiser, die aan alle overige voorwaarden voldeed, met terugwerkende kracht vanaf de datum van zijn aanvraag (29 juli 1996) een vergunning tot verblijf moet worden verleend.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van het beroep, die zijn begroot op Fl. 1.420,-. De uitspraak van de rechtbank komt in de plaats van het vernietigde besluit, en de rechtbank benadrukt dat nieuwe feiten of omstandigheden niet kunnen leiden tot een weigering van de vergunning, maar enkel tot een herbeoordeling van de vergunning.