4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers geen aanspraak kunnen maken op toelating als vluchteling, noch in aanmerking komen voor verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire
aard.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij gegronde vrees hebben voor vervolging. Het enkel behoren tot de bevolkingsgroep van etnische Armeniërs vormt op zichzelf geen reden om te vrezen voor vervolging. Hoewel de situatie voor
etnische Armeniërs en diegenen die een gemengd huwelijk met een etnische Armeniër hebben gesloten of uit een dergelijk huwelijk zijn voortgekomen, in Azerbeidzjan zorgelijk is, kan niet worden geoordeeld dat het enkel behoren tot
één van deze groepen op zichzelf reden vormt te vrezen voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin.
Eisers zijn nimmer actief geweest voor een politieke partij of beweging en hebben nimmer van de zijde van de Azerbeidzjaanse autoriteiten problemen ondervonden.
Uit de verklaringen van eisers kan niet worden opgemaakt dat de problemen die zij in Armenië hebben ondervonden zodanige ernstige beperkingen in hun bestaansmogelijkheden hebben opgeleverd dat gesproken kan worden van vervolging. De
stelling van eisers dat eiseres als gevolg van haar gemengde afkomst in Armenië discriminatoir bejegend werd, is niet onderbouwd met concrete voorbeelden. Daarbij is van belang dat eisers bij het gehoor door de ac hebben verklaard
dat zij tot 1993 probleemloos in Armenië konden leven. Eisers zijn van 1988 tot 1993 als vluchteling in Armenië opgevangen. Voorts is van belang dat eisers in Armenië nimmer persoonlijke problemen hebben ondervonden, noch dat hun
leven in Armenië als gevolg van discriminatoire behandeling onhoudbaar is geworden, noch dat zij zich in een acute vluchtsituatie hebben bevonden. Eiser is van etnische Armeense afkomst, en kan daarom in Armenië op adequate opvang
rekenen. Uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 11 december 1998 (kenmerk: DPC/AM 539269) valt op te maken dat eiser in Armenië het Armeense staatsburgerschap kan aanvragen. Voorts is de gemengde afkomst van
eiseres niet bekend. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de volksregistratie, waarmee de autoriteiten bezig waren, dusdanige gevolgen voor eiseres had dat er sprake zou zijn van vervolging. Tevens is van belang dat de vader
van eiseres de Armeense nationaliteit had.
Niet is gebleken dat eisers zich in de Russische Federatie in een acute vluchtsituatie hebben bevonden, dan wel dat zij zodanig discriminatoir bejegend zijn dat hun leven in de Russische federatie onhoudbaar is geworden. De
verklaringen van eisers dat zij problemen hebben met de maffia zijn niet te herleiden tot een vervolgingsgrond. Voorts is niet gebleken dat eisers de bescherming van de Russische autoriteiten hebben ingeroepen.
Eisers hebben vijf jaar in de Russische Federatie gewoond zonder een poging te hebben ondernomen om een officiële verblijfsstatus te verkrijgen. Hieruit blijkt dat een verblijf mogelijk is in de Russische Federatie en dat eisers
daar een verblijfsalternatief hebben. Niet gebleken is dat er sprake is van een reëel risico dat eisers bij gedwongen terugkeer zullen worden onderworpen aan een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling of bestraffing.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de overweging over Azerbeidzjan in het bestreden besluit als kennisgeving dient te worden gezien. Een eventuele terugkeer naar Azerbeidzjan is niet aan de orde.