ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9736
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.J. van Uchelen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot mvv-vereiste en hardheidsclausule
In deze zaak hebben verzoekers, A en B, van Turkse nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvragen. Na twee eerdere asielaanvragen, die niet zijn ingewilligd, hebben verzoekers op 13 juni 2000 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf op basis van klemmende redenen van humanitaire aard. Deze aanvraag werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) buiten behandeling gesteld omdat verzoekers niet beschikten over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De president van de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekers geen geslaagd beroep op de hardheidsclausule kunnen doen, omdat de vraag of zij moeten terugkeren naar Turkije ter beoordeling is van de Duitse rechter, die hun claim op basis van de Dublin-overeenkomst heeft geaccepteerd.
De president heeft vastgesteld dat verzoekers niet voldoen aan de vereisten voor het in behandeling nemen van hun aanvraag, aangezien zij geen mvv hebben. De president heeft ook overwogen dat het mvv-vereiste niet onredelijk is in het geval van verzoekers, ondanks hun argumenten over de humanitaire situatie en de risico's bij terugkeer naar Turkije. De president heeft geconcludeerd dat de IND op juiste gronden heeft besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat de gevraagde voorlopige voorziening moet worden geweigerd. De uitspraak is gedaan op 26 oktober 2000, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.