ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9782
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.S. Korteweg-Wiers
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en voorlopige voorziening in het kader van asielaanvraag van Sri Lankaanse nationaliteit
In deze zaak gaat het om de aanvraag van A, een Sri Lankaanse nationaliteit, die een verzoek om toelating als vluchteling heeft ingediend. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 27 oktober 2000 uitspraak gedaan in de bodemzaak en het verzoek om een voorlopige voorziening. A heeft in zijn tweede asielaanvraag gesteld dat hij in Sri Lanka is vervolgd door de autoriteiten en dat hij vrees heeft voor zijn leven bij terugkeer. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de informatie van de UNHCR en Amnesty International over de situatie in Sri Lanka. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de vrees van A voor vervolging onderbouwen. De president van de rechtbank oordeelt dat de divergerende jurisprudentie niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank wijst het beroep van A ongegrond en verklaart het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechtbank stelt vast dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag van A niet in te willigen terecht is, en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat A bij terugkeer naar Sri Lanka in gevaar komt. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.