ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9826

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/66369
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.Th. Drop
  • D.M. Grot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een Dublinclaim en de voorlopige voorziening

In deze zaak, behandeld door de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 24 november 2000, gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarschrift tegen het voornemen van de Staatssecretaris van Justitie om een Dublinclaim te leggen bij Frankrijk. Verzoekers, een Oekraïens echtpaar en hun minderjarige zoon, verblijven sinds 28 augustus 2000 in Nederland en hebben op 27 september 2000 een aanvraag ingediend voor vluchtelingenstatus. Op 28 september 2000 werd hen het voornemen tot het leggen van een Dublinclaim kenbaar gemaakt, waartegen zij bezwaar hebben aangetekend.

De president overweegt dat het voornemen tot het leggen van een Dublinclaim in het verleden vatbaar was voor bezwaar en beroep, omdat dit voornemen direct invloed had op de opvang van de verzoekers. Echter, de werkwijze van de Staatssecretaris en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) is inmiddels veranderd. De Staatssecretaris zendt nu een advies aan het COA, dat vervolgens zelfstandig beslist over de opvang. Dit advies kan volgens de president niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Vreemdelingenwet (Vw), omdat er geen relevant rechtsgevolg aan is verbonden.

Daarom concludeert de president dat het bezwaarschrift van de verzoekers zich niet richt tegen een besluit waartegen bezwaar mogelijk is. Zowel het bezwaarschrift als het verzoek om voorlopige voorziening worden niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

President van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 33a en 33b Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 00/66369, 00/66368 en 00/66365 VRWET
Inzake : A, B, echtlieden, mede ten behoeve van hun minderjarige zoon en C, verzoekers, woonplaats kiezende ten kantore van hun gemachtigde, mr. P.J. Wapperom, advocaat te Dordrecht,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. D.J. de Jong, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. Verzoekers, geboren op [...] 1961, [...] 1960 en [...] juni 1983 bezitten de Oekraïnse nationaliteit. Zij verblijven sedert 28 augustus 2000 als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw) in Nederland. Op 27 september
2000 hebben zij een aanvraag ingediend om toelating als vluchteling. Op 28 september 2000 heeft verweerder het voornemen kenbaar om een zogenoemde Dublinclaim bij Frankrijk te leggen. Verzoekers hebben tegen de beslissing tot het
leggen van een Dublinclaim een bezwaarschrift ingediend.
2. Op 30 september 2000 hebben verzoekers de president van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt dat het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA ) verzoekers opvang zal te verlenen totdat op hun
bezwaarschrift is beslist. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
3. De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
10 november 2000. De gemachtigde van verzoekers heeft medegedeeld dat hij noch verzoekers ter zitting zullen verschijnen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is
ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 33b Vw kan de president hangende de afdoening van het bezwaar of het administratief beroep na de behandeling van een tegen de uitzetting gerichte voorlopige voorziening tevens uitspraak doen in de hoofdzaak
betreffende de niet-toelating.
2. Allereerst dient te vraag worden beantwoord of verzoekers ontvankelijk verklaard kunnen worden in hun bezwaarschrift en het connexe verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Bij uitspraken van 30 oktober 1998 (AWB 98/7773 VRWET) en 7 juni 2000 (AWB 00/5276) heeft de president van deze zittingsplaats in soortgelijke gevallen het verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk verklaard en inhoudelijk
beoordeeld. Thans is er aanleiding een andere beslissing te nemen. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
In de gevallen aan de orde in evenvermelde uitspraken was de president van oordeel dat de beslissing tot het leggen van een Dublinclaim, ondanks het voorbereidende karakter ervan, vatbaar was voor bezwaar en beroep in de zin van
artikel 6:3 Awb, daar betrokkene daardoor los van het te nemen besluit rechtstreeks in zijn belang was getroffen. Immers, als gevolg daarvan werd geen opvang geboden. In de toenmalige situatie liet verweerder bij (het voornemen tot)
het leggen van een Dublinclaim melding van de betrokken asielzoeker bij het COA achterwege. Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank werd het aanmelden van een vreemdeling bij het COA gezien als een besluit en het achterwege
laten daarvan als het niet-tijdig nemen van een besluit, waartegen rechtsmiddelen konden worden aangewend. Dit besluit lag ook besloten in verweerders (voornemen tot) het leggen van een Dublinclaim waardoor ook dit een
besluitkarakter verkreeg.
Thans is gebleken dat de werkwijze van verweerder en het COA is veranderd. Zoals onder meer ook blijkt uit de uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 30 augustus 2000 van de president van deze rechtbank laat verweerder melding niet
langer achterwege maar wordt volgens vaste praktijk een advies aan het COA gezonden, waarna dit orgaan, dat zelfstandige beslissingsbevoegdheid bezit, een beslissing neemt met betrekking tot de opvang van betrokkene. Een dergelijk
advies is in de onderhavige zaak door verweerder uitgebracht op 17 oktober 2000. Het uitbrengen van dit advies kan naar het oordeel van de president, anders dan de (niet-)melding van betrokkene, niet worden gezien als een beslissing
in de zin van artikel 1a van de Vw of de Awb nu er geen sprake is van enig relevant rechtsgevolg. Een besluit de betrokkene opvang te onthouden kan dan ook niet langer geacht worden besloten te liggen in (het voornemen tot) het
leggen van een Dublinclaim. Nu evenmin gebleken is van andere redenen om (het voornemen tot) het leggen van een dergelijke claim als zodanig te beschouwen moet worden geoordeeld dat het onderhavige bezwaarschrift zich niet richt
tegen een besluit waartegen bezwaar mogelijk is. Het bezwaarschrift dient derhalve, evenals het connexe verzoek om voorlopige voorziening, niet ontvankelijk te worden verklaard.
Van omstandigheden op grond waarvan één der beide partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de president niet gebleken.
III. BESLISSING
De president:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk;
2. verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. J.Th. Drop en uitgesproken in het openbaar op
24 november 2000 in tegenwoordigheid van mr. D.M. Grot, griffier.
afschrift verzonden op: 14 december 2000