ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0104
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.R. Derkx
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van bewaring en asielaanvraag van vreemdeling
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de bewaring van een vreemdeling, die op 12 oktober 2000 in bewaring is gesteld. De vreemdeling, van Turkse nationaliteit, heeft tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring aangegeven een asielverzoek te willen indienen. Echter, verweerder heeft een F-formulier overhandigd, dat de vreemdeling niet heeft ondertekend zonder eerst met zijn piketadvocaat te hebben gesproken. De rechtbank oordeelt dat de vreemdeling gedurende zijn bewaring niet heeft aangegeven daadwerkelijk een asielverzoek te willen indienen, waardoor verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake was van een asielverzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgeving van de voortduren van de vrijheidsbeneming tijdig is verzonden, conform artikel 86 van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Rechtseenheidskamer Vreemdelingenzaken, waarin is bepaald dat 'onverwijld' moet worden opgevat als de eerste werkdag na de vier weken termijn. Aangezien de kennisgeving op 8 november 2000 is verzonden, is er geen sprake van termijnoverschrijding.
De rechtbank concludeert dat de bewaring rechtmatig is geweest en dat de gestelde onrechtmatigheden bij de uitzetting van de vreemdeling buiten de omvang van dit geding vallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor het beroep tegen het bevel tot inbewaringstelling, maar wel voor de beslissing op het verzoek om schadevergoeding bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.