ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0106
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.M.E.A. de Quincey-van Eldonk
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling in het kader van uitzetting en artikel 3 EVRM
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling, geboren in 1976 en van Joegoslavische nationaliteit, die in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg verblijft. De vreemdeling is op 29 juni 2000 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw), terwijl op diezelfde datum zijn uitzetting is gelast. De vreemdeling heeft aangevoerd dat hij bij uitzetting vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en dat hij in Groot-Brittannië een aanvraag voor een vergunning tot verblijf wenst in te dienen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de vreemdeling geen toelatingsaanvragen voor verblijf in Nederland heeft willen doen, waardoor de beoordeling van de vermeende situatie ex artikel 3 EVRM niet ter toetsing voorligt. De rechtbank concludeert dat er voldoende gronden zijn voor de inbewaringstelling, aangezien de vreemdeling geen geldige titel tot verblijf, identiteitspapieren of voldoende middelen van bestaan heeft.