ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0326
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- C.E. Heijning-Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beschikking in AC-procedure en vrijheidsontneming van asielzoeker
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure, waarbij de verzoeker, een Pakistaanse nationaliteit, tegen de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie in beroep is gegaan. De beschikking, genomen op 4 oktober 2000, weigerde de aanvraag om toelating als vluchteling en verleende geen vergunning tot verblijf. De verzoeker verzocht om schorsing van de uitzetting totdat op het beroep was beslist. Tevens was er een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan de verzoeker was opgelegd. De openbare behandeling vond plaats op 17 oktober 2000, waar beide partijen hun standpunten uiteenzetten.
De rechtbank oordeelde dat de beschikking door een medewerker van de IND was uitgereikt, wat niet conform de Vreemdelingencirculaire was, maar dat het doel van de regelgeving was bereikt. De president van de rechtbank concludeerde dat de uitreiking door de IND niet onrechtmatig was en dat de rechtsgevolgen van de beschikking in werking waren getreden. De formele grief van de verzoeker faalde, en de president besloot om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Ook het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel werd ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de fungerend president, mr. C.E. Heijning-Huydecoper, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2000.