ECLI:NL:RBSGR:2000:AB0676
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- W.J. van Brussel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing asielaanvraag en vrijheidsontneming van verzoeker
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van verzoeker, A, geboren in 1977 en van Burundese nationaliteit, die verblijft in het Grenshospitium te Amsterdam. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 13 november 2000, waarin zijn aanvraag om toelating als vluchteling werd afgewezen. Tevens is er een beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel die aan verzoeker is opgelegd op basis van artikel 7a van de Vreemdelingenwet. De openbare behandeling van de geschillen vond plaats op 21 november 2000, waarbij zowel verzoeker als verweerder hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank overweegt dat de procedure voor asielverzoeken binnen 48 uur dient te worden afgerond, maar dat in dit geval de 48-uurstermijn is overschreden. De president van de rechtbank stelt vast dat de bestreden beschikking te laat aan verzoeker is uitgereikt, wat in strijd is met de geldende procedurele regels. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de termijn leidt tot de conclusie dat de procedure niet correct is verlopen en dat de verzoeker niet in zijn belangen is beschermd.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beschikking. Tevens wordt de Staatssecretaris opgedragen om een nieuwe beschikking te nemen op de aanvraag van verzoeker. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, maar de vrijheidsontnemende maatregel wordt opgeheven, omdat deze onrechtmatig is geweest. De rechtbank kent verzoeker een schadevergoeding toe voor de periode dat hij onterecht in detentie heeft verbleven, en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de fungerend president, mr. W.J. van Brussel, en is openbaar uitgesproken op 23 november 2000.