ECLI:NL:RBSGR:2000:AB1123

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/2803
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van afgeleide vluchtelingenstatus en de vraag naar het verbod van refoulement

In deze zaak gaat het om de intrekking van de afgeleide vluchtelingenstatus van eiseres, die samen met haar echtgenoot en kinderen naar Nederland is gekomen. De echtgenoot van eiseres had in 1997 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend, welke was ingewilligd. Eiseres kreeg een afgeleide vluchtelingenstatus, maar deze status werd ingetrokken omdat de echtgenoot onjuiste gegevens had verstrekt. De rechtbank moest beoordelen of deze intrekking in strijd was met het verbod van refoulement en of eiseres de gelegenheid had moeten krijgen om haar eigen asielmotieven naar voren te brengen.

De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vluchtelingenstatus terecht was, omdat eiseres geen individuele asielaanvraag had ingediend en haar status afhankelijk was van die van haar echtgenoot. De rechtbank stelde vast dat eiseres bij haar binnenkomst in Nederland geen aanleiding had gezien om een eigen asielaanvraag in te dienen, en dat er geen ongerechtvaardigde verwachtingen waren gewekt door de toelating van eiseres en haar kinderen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om eiseres te horen over haar persoonlijke asielmotieven, aangezien zij nooit had aangegeven dat zij op zelfstandige gronden asiel wilde aanvragen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de intrekking van de afgeleide vluchtelingenstatus niet in strijd was met het verbod van refoulement. Eiseres had de mogelijkheid om een eerste asielaanvraag in te dienen, en de rechtbank oordeelde dat verweerder gehouden was om te toetsen aan het verbod van refoulement in het geval van een nieuwe aanvraag. De uitspraak werd gedaan op 27 november 2000, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
Zitting houdende te Arnhem
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: AWB 00/2803
Datum uitspraak : 27 november 2000
Uitspraak
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in samenhang met artikel 33a van de Vreemdelingenwet (Vw)
in de zaak van
A,
eiseres,
alsmede ten behoeve van haar minderjarige kinderen,
gemachtigde mr. P.A.E. Engelen,
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verweerder,
gemachtigde mr. G.M.H. Hoogvliet.
Het procesverloop
Op 6 maart 1997 heeft B, echtgenoot van eiseres, een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ten behoeve van eiseres en hun vijf kinderen ingediend. Bij besluit van 27 mei 1997 is deze aanvraag ingewilligd. Eiseres en de
kinderen zijn vervolgens op 10 oktober 1997 Nederland ingereisd, waarna aan eiseres een afgeleide vluchtelingenstatus is verleend.
Bij besluit van 31 mei 1999 heeft verweerder de aan de echtgenoot van eiseres verleende vluchtelingenstatus ingetrokken, alsmede de afgeleide vluchtelingenstatus van eiseres ingetrokken.
Eiseres heeft daartegen bij bezwaarschrift van 22 juni 1999 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 13 maart 2000 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 6 april 2000 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 8 november 2000. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Als tolk is verschenen de heer S.G. Tahir.
De beoordeling
1. In deze procedure dient te worden beoordeeld of de beschikking van 13 maart 2000 in rechte stand kan houden.
2. Op grond van artikel 15 van de Vw in samenhang met artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen
voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten.
Ingevolge artikel 15, derde lid, van de Vw juncto artikel 14, eerste lid, aanhef en sub a, Vw kan de toelating als vluchteling worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt welke hebben geleid tot de
toelating als vluchteling.
3. Eiseres en haar kinderen zijn in het kader van gezinshereniging tot Nederland toegelaten. Aan hen is de afgeleide vluchtelingenstatus toegekend. Eiseres heeft bij binnenkomst, noch nadien individuele asielmotieven aangevoerd.
Haar asielmotieven zijn gerelateerd aan het asielrelaas van haar echtgenoot.
4. Verweerder heeft de vluchtelingenstatus van de echtgenoot van eiseres ingetrokken, omdat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de toelating als vluchteling. Als gevolg hiervan is ook de grondslag voor de aan
eiseres verleende toelating komen te vervallen. Dat aan eiseres de handelwijze van haar echtgenoot niet kan worden verweten, leidt naar de opvatting van verweerder niet tot ander oordeel.
Voorts is er naar het oordeel van verweerder geen aanleiding eiseres te horen omtrent haar eventuele persoonlijke asielmotieven, aangezien eiseres er geen blijk van heeft gegeven anders dan afhankelijk van haar echtgenoot te willen
worden behandeld. Eiseres is in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen en heeft niet op basis van vluchtelingschap de afgeleide status gekregen, maar op grond van de achterliggende gedachte alle leden binnen één gezin
dezelfde status te verstrekken. Eiseres heeft nooit kenbaar gemaakt dat zij op zelfstandige gronden asiel wenst aan te vragen. De gemachtigde van eiseres heeft deze wens pas in pleidooi bij een hoorzitting van de Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken (ACV) naar voren gebracht.
Tenslotte stelt verweerder zich op het standpunt dat door eiseres toe te staan naar Nederland te komen geen ongerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar niet kan worden verweten dat haar echtgenoot onjuiste informatie heeft verstrekt. Bovendien handelt verweerder in strijd met het verbod van refoulement indien eiseres gedwongen zou
worden terug te keren naar Irak. Ten onrechte heeft eiseres nooit de gelegenheid gekregen asiel aan te vragen. Tenslotte heeft eiseres aangegeven dat jegens haar verwachtingen zijn gewekt door haar toe te staan in het kader van
gezinshereniging naar Nederland te komen op een moment dat verweerder er reeds van op de hoogte was dat de echtgenoot van eiseres onjuiste gegevens in de asielprocedure had verstrekt.
6. De rechtbank stelt vast dat bij uitspraak van heden het beroep van de echtgenoot van eiseres tegen de intrekking van de vluchtelingenstatus ongegrond is verklaard. Eiseres heeft een van haar echtgenoot afgeleide
vluchtelingenstatus. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres in het bezit is gesteld van de vluchtelingenstatus louter en alleen op basis van de toelating van de echtgenoot als vluchteling. Nu door deze rechtbank
is geoordeeld dat de toelating van de echtgenoot als vluchteling op goede gronden is ingetrokken, kan ook eiseres aan haar afgeleide vluchtelingenstatus niet langer aanspraak ontlenen.
7. De rechtbank is voorts van oordeel dat jegens eiseres en haar kinderen geen ongerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt. De rechtbank leidt uit de stukken in het dossier af dat op 27 mei 1997 de aanvraag voor een machtiging tot
voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiseres en haar kinderen is ingewilligd. De vreemdelingendienst heeft op 25 augustus 1997 een klikbrief ontvangen met betrekking tot het verblijf van de echtgenoot van eiseres in Duitsland.
Eiseres is op 10 oktober 1997 Nederland binnengereisd. Weliswaar had de vreemdelingendienst op het moment van binnenreis van eiseres reeds de klikbrief ontvangen, het onderzoek naar de inhoud daarvan was op dat moment echter nog
maar net opgestart. De verantwoordelijkheid van verweerder strekt naar het oordeel van de rechtbank niet zo ver dat het op de weg van verweerder had moeten liggen om op basis van enkel en alleen de klikbrief de mvv weer in trekken.
8. Resteert naar het oordeel van de rechtbank de vraag of verweerder met de intrekking van de vluchtelingenstatus handelt in strijd met het verbod van refoulement. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat zij in de gelegenheid had
moeten worden gesteld om haar individuele asielmotieven naar voren te brengen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is eiseres omtrent haar zelfstandige asielmotieven te horen, nu zij vanaf het
moment van binnenkomst in Nederland de gelegenheid heeft gehad deze motieven naar voren te brengen, maar dat niet heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat uit het in de Vc onder B7/17.1.1. neergelegde beleid blijkt dat de aan
eiseres verstrekte afgeleide vluchtelingenstatus op grond van gezinshereniging is afgegeven. Omdat aan haar kort na binnenkomst in Nederland een afgeleide vluchtelingenstatus werd verstrekt, acht de rechtbank het voorstelbaar dat
eiseres geen aanleiding zag een individuele asielaanvraag in te dienen. Naar het oordeel van de rechtbank staat er niets aan in de weg dat eiseres een eerste asielaanvraag indient, in welk kader verweerder gehouden is aan het verbod
van refoulement te toetsen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten de afgeleide vluchtelingenstatus van eiseres in te trekken.
9. Het beroep is derhalve ongegrond.
10. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht of veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
De Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2000 in tegenwoordigheid van mr. J.M.W. Hermans als griffier.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak staat ingevolge artikel 33e van de Vreemdelingenwet geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden: