ECLI:NL:RBSGR:2000:AB1123
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van afgeleide vluchtelingenstatus en de vraag naar het verbod van refoulement
In deze zaak gaat het om de intrekking van de afgeleide vluchtelingenstatus van eiseres, die samen met haar echtgenoot en kinderen naar Nederland is gekomen. De echtgenoot van eiseres had in 1997 een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf ingediend, welke was ingewilligd. Eiseres kreeg een afgeleide vluchtelingenstatus, maar deze status werd ingetrokken omdat de echtgenoot onjuiste gegevens had verstrekt. De rechtbank moest beoordelen of deze intrekking in strijd was met het verbod van refoulement en of eiseres de gelegenheid had moeten krijgen om haar eigen asielmotieven naar voren te brengen.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vluchtelingenstatus terecht was, omdat eiseres geen individuele asielaanvraag had ingediend en haar status afhankelijk was van die van haar echtgenoot. De rechtbank stelde vast dat eiseres bij haar binnenkomst in Nederland geen aanleiding had gezien om een eigen asielaanvraag in te dienen, en dat er geen ongerechtvaardigde verwachtingen waren gewekt door de toelating van eiseres en haar kinderen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om eiseres te horen over haar persoonlijke asielmotieven, aangezien zij nooit had aangegeven dat zij op zelfstandige gronden asiel wilde aanvragen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de intrekking van de afgeleide vluchtelingenstatus niet in strijd was met het verbod van refoulement. Eiseres had de mogelijkheid om een eerste asielaanvraag in te dienen, en de rechtbank oordeelde dat verweerder gehouden was om te toetsen aan het verbod van refoulement in het geval van een nieuwe aanvraag. De uitspraak werd gedaan op 27 november 2000, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.